Prof. mr. L.G.H.J. Houwen
Mr. dr. M. Olaerts
mr. dr. G.J.H. van der Sangen
Mr. dr. P.A. van der Schee
Prof. mr. C.A. Schwarz, mr. dr. R.A. Wolf
Prof. mr. W.J.M. van Veen, prof. dr. mr. P.M. van der Zanden
Uitkeringen bij of leidend tot een negatief eigen vermogen van de B.V.: een verkenning
Op basis van enkele summiere opmerkingen in de parlementaire geschiedenis wordt wel aangenomen dat art. 2:216 BW toelaat dat bij de B.V. uitkeringen worden gedaan die het eigen vermogen te boven gaan. De vragen waartoe deze nieuwe figuur leiden, staan in schril contrast tot de aandacht die zij van de wetgever heeft gekregen. Waarop heeft het besluit tot uitkering dan eigenlijk betrekking? Indien de uitkeringstest correct is uitgevoerd, moet dan inderdaad maar worden aanvaard dat crediteuren met lege handen kunnen komen te staan als gevolg van een dergelijke uitkering? Zijn dergelijke uitkeringen inderdaad zonder meer toelaatbaar? Leiden zij steeds tot een onvoorwaardelijke vermogensovergang? Hoe moeten zij in de financiƫle verslaggeving worden verantwoord? De auteurs gaan in op deze en andere aspecten van deze nieuwe figuur en concluderen onder meer dat het bestuur niet kan volstaan met het uitvoeren van de uitkeringstest.
Om toegang te krijgen tot het gehele artikel heeft u een abonnement nodig. Meer informatie over de abonnementsvormen en prijzen kunt u hier vinden.
Abonneren op dit tijdschrift