De zaak Ondernemers Fort Abcoude/Natuurmonumenten en gezichtspunten voor een bevel tot dooronderhandelen bij afgebroken onderhandelingen

In het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 augustus 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:4142) inzake Ondernemers Fort Abcoude/Natuurmonumenten is door de voorzieningenrechter een bevel tot dooronderhandelen gewezen. Een van de belangrijkste overwegingen van de voorzieningenrechter was het in de onderliggende huurovereenkomst opgenomen contractuele beding dat ‘partijen zich maximaal zouden inspannen om tot overeenstemming te komen’. In het Nederlands recht bestaat geen specifieke wettelijke regeling voor een dooronderhandelingsplicht bij stukgelopen onderhandelingen. De mogelijkheid voor de benadeelde partij om een verplichting tot dooronderhandelen te vorderen, vloeit doorgaans voort uit de onrechtmatige daad dan wel de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Onder omstandigheden wordt ook art. 6:74 BW als grondslag voor dooronderhandelen verdedigd ingeval sprake is van een (voorbereidende) hulpovereenkomst. In de civiele rechtspraak wordt regelmatig geoordeeld over een gevorderde dooronderhandelingsplicht. Hieruit volgt dat een cumulatie van meerdere feiten en omstandigheden nodig is eer de rechter het bevel tot dooronderhandelen toewijst. Het gaat dan om omstandigheden als een jarenlange bestendige samenwerking, onderliggende schriftelijke afspraken (zoals een voorbereidende hulpovereenkomst), procesafspraken over het onderhandelingsproces, exclusiviteit van onderhandelen, belangen van derden en een afhankelijkheidsrelatie.