Tijdschrift voor de Procespraktijk (TvPP)

Limieten voor processtukken in hoger beroep: wat valt er nog aan toe te voegen?

N.E. Groeneveld-Tijssens, S.A.L. van de Sande

Inleiding

Na het afronden van onze bijdrage ‘Limieten voor processtukken in hoger beroep: wat valt er te schrappen’ (TvPP 2021, afl. 2) zijn de regels over de lengte van processtukken in civiele procedures bij de gerechtshoven aangevuld. De golf van kritiek vanuit de advocatuur (die inmiddels heeft geleid tot een kort geding tegen de Staat‘Advocaten starten kort geding om limiet aan lengte processtukken’, Advocatie, nieuwbericht 1 april 2021. en het stellen van KamervragenKamervragen 2021Z05630 van het lid Ellian (VVD) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de limiet aan de lengte van processtukken (ingezonden 9 april 2021).) heeft niet geleid tot uitstel of afstel van de invoering van deze regels met ingang van 1 april 2021, maar wel tot aanvulling van de landelijke procesreglementen voor dagvaardingsprocedures en verzoekschriftprocedures (LPR) met een bijlage (bijlage VProcesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven per 1 april 2021. respectievelijk bijlage VILandelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven per 1 april 2021.). Het nieuwsbericht over die aanvulling vermeldt onder het kopje ‘Bezwaren NOvA, reactie Rechtspraak’ dat de lengtelimieten volgens de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) op gespannen voet staan met de wet, dat ze worden ingevoerd zonder deugdelijke analyse en dat ze praktisch niet uitvoerbaar zijn.‘Gerechtshoven vullen regeling voor limiet aan lengte processtukken aan’, de Rechtspraak, nieuwbericht 22 maart 2021. Onder het kopje ‘Tegemoetkoming’ staat vervolgens:

 

‘De Rechtspraak verwacht dat de uitvoering van dit nieuwe beleid niet op grote problemen zal stuiten, maar begrijpt de zorgen van de advocaten en wil daar zo goed mogelijk aan tegemoet komen. In verreweg de meeste civiele zaken in hoger beroep volstaat de lengte die nu wordt voorgeschreven. Als dat niet zo is, kunnen advocaten een verzoek doen om een processtuk van meer pagina’s te mogen indienen. Komt daar geen (of slechts gedeeltelijk) toestemming voor, dan kunnen ze bij het indienen van het processtuk het verzoek doen om specifieke punten, die in het processtuk zelf onvoldoende konden worden uitgewerkt, in een aanvullend stuk nader toe te lichten. Om in de gaten te houden of de nieuwe bepalingen goed werken, zullen de hoven dat goed monitoren. Ook willen zij een aparte mailbox openen waar advocaten suggesties kunnen doen of problemen kunnen melden.’‘Gerechtshoven vullen regeling voor limiet aan lengte processtukken aan’, de Rechtspraak, nieuwbericht 22 maart 2021.

 

De bedoelde tegemoetkoming is (behoudens de monitoring en mailbox) neergelegd in bijlage VI bij het LPR voor dagvaardingsprocedures en bijlage V bij het LPR voor verzoekschriftprocedures. In deze – inhoudelijk gelijke – bijlagen wordt gesproken over ‘aanwijzingen’ ten behoeve van de toepassing van de relevante artikelen van de procesreglementen. Aan de artikelen zelf is slechts een verwijzing naar de bijlagen toegevoegd. De ‘aanwijzingen’ in de bijlagen zijn bedoeld om het beginsel van hoor en wederhoor en het recht van vrije toegang tot de rechter te waarborgen, aldus de aanhef van de bijlagen V en VI. In deze bijdrage maken wij enkele opmerkingen over deze bijlagen.

Aanvullingen op de regels over het verzoek om een grotere omvang toe te staan

Het procesreglement bepaalt slechts dat het verzoek om een grotere omvang toe te staan, moet worden gemotiveerd en dat bijvoorbeeld de juridische of feitelijke complexiteit van een zaak grond kan zijn voor het maken van een uitzondering. In onze bijdrage ‘Limieten in hoger beroep: wat valt er te schrappen’ hebben wij ons dan ook afgevraagd hoe de hoven hiermee zullen omgaan. Zo schreven wij dat we ons kunnen voorstellen dat het zinvol is om het verzoek te beperken tot de te verwachten overschrijding als de advocaat vermoedt met een relatief geringe overschrijding te kunnen volstaan. Ook schreven wij dat te verwachten valt dat de juridische of feitelijke complexiteit enigszins zal moeten worden gemotiveerd aan de hand van de omstandigheden van het geval zoals de omvang van het vonnis in eerste aanleg, de aard van de zaak, de omvang van het procesdossier in eerste aanleg, enzovoort. Dankzij het eerste en tweede lid van de bijlagen is inmiddels iets duidelijker wat hoven van procespartijen verlangen. Zo is in lid 1 bepaald dat het verzoek zo spoedig mogelijk doch uiterlijk vier dagen voor de roldatum moet worden ingediend en dat het verzoek het gewenste aantal bladzijden dient te vermelden. Lid 2 geeft enkele gezichtspunten die een rol spelen bij de beantwoording van de vraag of sprake is van juridische of feitelijke complexiteit. De hoven hebben met deze aanvullingen ongetwijfeld tegemoet willen komen aan de door de NOvA geuite zorgen over de praktische uitvoerbaarheid van de regels en het door de NOvA benoemde risico op rechtsonzekerheid en een ongelijke behandeling van verzoeken door verschillende rolraadsheren en verschillende hoven.Zie het advies van de adviescommissie burgerlijk procesrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten van 8 februari 2021 (www.advocatenorde.nl). De vraag is wel of de summiere aanvullingen die zorgen en risico’s voldoende wegnemen. Zo blijft bijvoorbeeld onduidelijk binnen welke termijn de rolraadsheer beslist op het verzoek (lid 2 vermeldt slechts dat het hof ‘zo spoedig mogelijk’ beslist) en hoe een positieve beslissing op het verzoek van de ene partij zich verhoudt tot de toegestane omvang van de memorie van de andere partij.

Een (extra) akte

In het derde lid van de bijlagen is bepaald dat een partij, als de toegestane maximumomvang ontoereikend is, een H-formulier bij de memorie kan voegen met het verzoek om daarna een akte te mogen nemen ‘ter nadere toelichting van een specifiek in het processtuk reeds opgenomen grief, eiswijziging of verweer’. Dit verzoek moet ook weer concreet worden gemotiveerd aan de hand van de juridische en/of feitelijke complexiteit van de zaak en moet het aantal bladzijden van de akte vermelden. Als het verzoek (met inachtneming van een eventuele reactie van de wederpartij) wordt toegewezen, wordt de aanvullende akte binnen twee weken na de beslissing van de rolraadsheer ingediend. In verband met de tweeconclusieregel mag de ‘aanvullende akte’ uiteraard geen nieuwe grieven, verweren of eiswijzigingen bevatten.Zie lid 3 van bijlage VI bij het LPR voor dagvaardingsprocedures respectievelijk bijlage V bij het LPR voor verzoekschriftprocedures.

 

Een dergelijk verzoek om een ‘aanvullende akte’ in te dienen kan bij elke memorie in hoger beroep worden gedaan. Er zijn dus gevallen denkbaar waarin een rolraadsheer bijvoorbeeld vijf keer moet beslissen op verzoeken van partijen om een ‘aanvullende akte’ in te mogen dienen na een memorie. En dan hebben we daar de eerdere verzoeken om een grotere omvang van de memorie in kwestie toe te staan nog niet bij opgeteld. Voor de hand ligt dat deze verzoeken in de praktijk leiden tot een aanzienlijke verzwaring van de regiefunctie van de rolraadsheer. Als deze verzoeken bovendien leiden tot een aantal memories plus aanvullende akten, zal niet alleen de leestijd toenemen maar ook de leesbaarheid en begrijpelijkheid van processtukken verslechteren omdat het debat meer versnipperd wordt gepresenteerd aan het hof. Om nog maar te zwijgen over de invloed van die verzoeken en akten op de proceskosten en de doorlooptijden. Wij vragen ons dan ook af of de vormgeving van de regeling, die primair erop is gericht om de ‘procesdossiers beheersbaar te houden’,‘Per 1 april limiet aan lengte processtukken bij de civiele afdelingen gerechtshoven’, de Rechtspraak, nieuwsbericht 18 december 2020. haar doel niet voorbijschiet. Los daarvan is ook niet direct duidelijk wat de procespartij met de ‘aanvullende akte’ opschiet. In dagvaardingszaken kon na het indienen van de laatste memorie al worden verzocht om een akte te mogen nemen (art. 2.23 LPR). Hoe verhoudt zich die mogelijkheid tot de inhoud en het moment van de ‘aanvullende akte’?

De tijd zal het leren

Vier raadsheren (tevens leden van de werkgroep die de wijziging van de landelijke procesreglementen heeft voorbereid) hebben in een opinie in het Advocatenblad een toelichting gegeven op de nieuwe regeling.J.C. Toorman, P.M. Arnoldus-Smit, P. Glazener & F.J. de Vries, ‘Minder pagina’s, meer diepgang’, Advocatenblad 2021, opinie 30 maart 2021. Te raadplegen via www.advocatenblad.nl/2021/03/30/minder-paginas-meer-diepgang/. Zij verwachten dat de regeling in verreweg de meeste zaken een positief effect voor alle betrokkenen sorteert. Over het verzoek om een langer processtuk in te dienen merken zij op:

 

‘Wil een advocaat toch een langer processtuk indienen, dan moet hij daarvoor toestemming aan de rolraadsheer vragen. Een dergelijk verzoek zal in alle redelijkheid worden beoordeeld. Naar onze overtuiging draagt de wijziging bij aan een vruchtbaar en diepgaand debat over de zaak.’

 

Wij hopen oprecht dat deze verwachting werkelijkheid wordt, maar wij menen wel dat er een reëel risico is dat de regeling in haar huidige vorm averechts werkt. Het zou zonde zijn als over een paar jaar blijkt dat de memories inderdaad korter zijn geworden, maar de behandeling van procedures in hoger beroep (nog) bewerkelijker is geworden vanwege de zwaardere regiefunctie van de rechter en het versplinterde partijdebat, met alle gevolgen voor de kwaliteit van de rechtspraak van dien. Als het paginaplafond in hoger beroep bovendien leidt tot uitdijende processtukken in de procedure voor de rechtbank, hebben de hoven niet alleen de advocatuur maar ook zichzelf geen plezier gedaan. Of zouden de rechtbanken de lijn van de hoven dan volgen en ook gaan werken met een paginaplafond?