Jan Hallebeek
Olav Boelens
Ad van der Helm
Hansko Broeksteeg, Teunis van Kooten
Marina Molenaar
Tymen van der Ploeg
Leon van den Broeke
Wie zingt in de kerk het hoogste lied? Een analyse van de verantwoordelijkheid voor de kerkmuziek in de parochie
Voor de praktiserende gelovige biedt de liturgie een moment van rust en bezinning. In de viering van de eucharistie ontmoet de gelovige de Heer en wordt hij gevoed door het Bijbelse Woord en door Christus’ aanwezigheid in het Sacrament. De kwaliteit van de liturgie wordt bepaald door de inhoud van de gebeden en de verkondiging alsmede door vormgeving en kracht van de gebaren en verzorgde symboliek. Zeker muziek speelt een cruciale rol om de ziel van de gelovige te verheffen.
Liturgie is meer dan een verzameling gelovigen in een kerk of kapel die een inspirerend samenzijn met elkaar beleven. Liturgie is het handelen van de kerkgemeenschap waar de ontmoeting tussen God en mensen gestalte krijgt. De liturgie is een katabatische en een anabatische beweging: God heiligt de mens die zich tot God wendt. De mens brengt God verheerlijking en eer.S. Haering, ‘Liturgie und Recht’, in: Gottesdienst der Kirche. Handbuch der Liturgiewissenschaft, Bd 2.2 Theologie des Gottesdienstes, Regensburg: Pustet 2008, p. 417; S. Govaerts, ‘Tussen liturgische theologie en liturgische pastoraal. Over theologie, liturgie en christelijke praktijk’, Tijdschrift voor Theologie 2019, nr 1 p. 41.
De Engelse Dominicaan Radcliffe noemt de eucharistie een ‘huge event’, waarmee hij niet een spectaculaire vormgeving bedoelt die de aandacht van de gelovigen moet vasthouden als een vorm van religieus entertainment, maar een beweging van geloof, hoop en liefde.T. Radcliffe, Why go to church? The drama of the Eucharist, Londen: Continuum 2008, p. 5-10. Het besef dat in de liturgie een heiligende communicatie plaatsvindt, zou het fundament moeten zijn voor een groter verlangen naar deelname aan de liturgie die in een grote crisis verkeert. De participatie aan de liturgie in de katholieke kerk ligt zowel in Nederland als in België op een zeer laag niveau.In Nederland lag het percentage op 2,6 % (cijfers KASKI ru.nl/kaski/), in België op ongeveer 3,6 % in 2022 (jaarrapport: De Katholieke Kerk in België, 2022). Deze cijfers zijn niet helemaal te vergelijken vanwege een verschil n rekenmethode. Dit heilige gebeuren is gebaat bij een vredig verloop van de viering, een duidelijke taakverdeling van alle participanten en een hoge kwaliteit in alle opzichten. De terugloop van de kerkelijke praktijk noopt iedere kerkgemeenschap kritisch te zijn op de kwaliteit van de eigen vieringen. Theologisch en kerkrechtelijk gesproken is strikt genomen de kracht van Gods genade en de geldigheid van het sacrament niet afhankelijk van die kwaliteit (ex opere operato). Voor pastorale effectiviteit en inspirerende gemeenschapsopbouw is die kwaliteit echter een noodzakelijke voorwaarde en dus ook theologisch en kerkrechtelijk van waarde. Gelovigen stemmen met de voeten: een liturgie die slechts routinematig wordt uitgevoerd en weinig nieuws of verrassends te bieden heeft, wordt marginaal. Jezus wilde van de mensen leerlingen maken en daarom loopt de liturgie uit op een zending: ‘Go and serve the Lord’.T. Radcliffe, Why go to church? The drama of the Eucharist, Londen: Continuum 2008, p. 204. Of zoals in het nieuwe Klein Missaal (zie noot 9) voorgesteld wordt: ‘Gaat heen en vervult uw zending als christen’, p. 79. Inspirerende liturgie is fundament en voedingsbodem van die zending. Ton Meijers heeft met hart en ziel een bijdrage geleverd aan de kwaliteit van de muziek in de liturgie en zal met een oproep tot versterking hiervan zeker instemmen.
Wie is nu verantwoordelijk voor dit alles in de parochie? Het kerkrechtelijke antwoord lijkt eenvoudig: de pastoor (c.519). Maar deze pastoor staat niet alleen. Hij heeft zijn alleenrecht in het bestuur van de parochie al lang geleden verloren. De parochie is niet meer simpelweg het werkterrein van de pastoor die als een kleine monarch dit instituut bestuurt. De parochie is een gemeenschap van gelovigen die weliswaar onder zijn leiding staan, maar die ook opgeroepen worden hun actieve bijdrage te leveren aan het leven van de parochie en dus ook aan de liturgie (c. 515 par. 1, c. 528 par. 2). Naast liturgische bedienaren, spelen musici – vrijwillige en professionele medewerkers – een rol in het liturgische leven van de parochie.
In dit artikel worden de positie en de verantwoordelijkheid van de kerkmusicus (m/v) in de parochie onderzocht. Welke verantwoordelijkheid heeft hij ten opzichte van de pastoor en de gelovigen? Welke kerkelijke documenten en voorschriften geven een kader voor de besluitvorming rond de muzikale vormgeving van de liturgie? Degenen die het kerkelijk veld kennen, weten dat hier een overvloedige bron van conflicten en onenigheden kan opborrelen. Een heuse strijd kan ontstaan tussen priesterkoor en zangkoor, tussen preekstoel en oksaal. Wie trekt er bij conflicten aan het langste eind en wie zingt er in de parochie het hoogste lied?
De tijd dat het missaal op het altaar en het graduale op het zangkoor de onfeilbare leidraden waren van de vormgeving van de parochiële liturgie, ligt lang achter ons. In plaats van het semper idem van eeuwig geldende rituelen is er aandacht gekomen voor de incarnatie als grondtrek van de liturgie. Er is ruimte gekomen voor aanpassingen van de liturgie aan pastorale en culturele omstandigheden.Congregatie voor de Eredienst en de regeling van de Sacramenten, Instructie Varietates Legitimae, 25 januari 1994; Acta Apostolicae Sedis (87) 1995, p. 288-314. Nieuwe liturgische gebeden en gebruiken zijn ontwikkeld naast het Romeins missaal. Deze zijn door kerkelijke overheden goedgekeurd.In het Nederlandse taalgebied zijn Eucharistische gebeden goedgekeurd (V en VI). Later is eucharistische gebed XII toegevoegd. Deze ontbreekt in het Romeins missaal. Het debat over de mogelijke ruimte voor verscheidenheid wordt met veel passie gevoerd. Tijdens de Amazone synode in 2019 werd geklaagd dat er ‘heidense’ beelden in de basiliek van Sint Pieter werden vereerd. Een van die beelden werd door een Oostenrijkse gelovige in de Tiber gegooid, maar later teruggevonden.Op dit gebaar waren verschillende reacties te lezen: sspx.ca/fr/pachamama-jetee-dans-le-tibre-un-beau-geste-assume-par-son-auteur-55062; la-croix.com/Religion/Catholicisme/Monde/Etats-Unis-polemique-autour-Pachamama-federe-detracteurs-Francois-2019-12-12-1201066096. De paus bood later zijn excuses aan jegens degenen die zich door deze diefstal gekwetst voelden: la-croix.com/Religion/Catholicisme/Pape/Le-pape-demande-pardon-statuettes-indiennes-jetees-Tibre-2019-10-25-1201056669.
Ook in Nederland is de aanpassing van de liturgie enthousiast ter hand genomen door plaatselijke geloofsgemeenschappen. De officiële vertaling van de liturgische boeken bleef in Nederland lang uit omdat veel aan die plaatselijke creativiteit werd overgelaten. Het gevolg was de ‘multomapliturgie’ en het eindeloos kopiëren van allerlei leuke trouvailles van anderen. Met de verschijning van het Altaarmissaal voor de Nederlandse kerkprovincie in 1979 werd de vernieuwing als het ware gecodificeerd. Door velen werd dit als een repressieve maatregel ervaren. De polarisatie nam in Nederland bijna schismatieke vormen aan waarbij de bisschoppen de kudde bijeen moesten zien te houden. Inmiddels is het Altaarmissaal vrijwel overal het fundament van de katholieke liturgie geworden. De vertaling van liturgische teksten is door de instructie Liturgiam Authenticam aan banden gelegd (LA 20).Congregatie voor de Eredienst en de regeling van de Sacramenten, Instructie Liturgiam Authenticam 28 maart 2001, nr. 20; Acta Apostolicae Sedis (93) 2001, p. 685-726. Een definitieve complete herziening van de vertaling van het Missale Romanum is in Nederland nog steeds niet voorhanden zoals wel in andere taalgebieden.Er is een ‘werkvertaling’ in de vorm van een Klein missaal voor de Nederlandse Kerkprovincie ten behoeve van de priester op reis, ’s-Hertogenbosch: Nederlandse Kerkprovincie Utrecht 2014, 190 p. Dit vervangt niet het missaal van 1979, maar het is ‘voor het gemak van de celebrerende priester’ (Aanwijzingen voor het gebruik, p. 5). Slechts een nieuwe vertaling van het Onze Vader is ingevoerd in 2015, in Aartsbisdom Utrecht, Analecta 2015, p. 54-55.
De liturgiehervorming raakt ook de kerkelijke en liturgische muziek. De dogmatische constitutie over de liturgie Sacrosanctum Concilium (SC) wijdt er gedachten aan als basis voor de verdere ontwikkeling.Tweede Vaticaans concilie, Dogmatische constitutie Sacrosanctum Concilium 1964, nr.112-121. De actieve participatie is het kernbegrip (SC 113 en 118).Al in zijn Motu proprio Tra le solicicitudine noemt Pius X (zie noot 12) actieve participatie van gelovigen aan de liturgie maar met een andere betekenis dan in SC, zie R.E.O.A. Bot, Zingt allen mee. 65 jaar liturgische en kerkmuzikale beweging in Nederland, Kampen: Gooi & Sticht 2003, p. 193-195. Meteen voegt het tweede Vaticaans concilie eraan toe dat hier een pastorale verantwoordelijkheid ligt van bisschoppen en andere herders, alsmede een zorg om de plaats van muziek en zang in de opleiding van geestelijken en leken (SC 114). De Gregoriaanse zang is niet meer de exclusieve vorm van zang, ook andere vormen worden toegelaten, mits het past in de geest van de liturgie (SC 116).
Volgens de instructie Musicam Sacram (MS) is gewijde muziek gecreëerd voor de liturgie en vervuld van een heilig karakter. Daarbij verwijst MS naar Pius X.Heilige Congregatie voor de riten, Instructie Musicam Sacram, 14 mei 1967, nr. 4; Acta Apostolicae Sedis (59) 1967, p. 300-320; Pius X, Motu proprio Tra le sollecitudini, 1903, n 2, vatican.va/content/pius-x/it/motu_proprio/documents/hf_p-x_motu-proprio_19031122_sollecitudini.html. In de tekst over concerten in kerkgebouwen zegt de toenmalige Congregatie voor de Eredienst dat muziek die gecomponeerd is in de tijd vóór de actieve participatie van de gelovigen niet langer beschouwd wordt als geschikt voor liturgische vieringen. Dus geen concertmissen meer!Congregatie voor de goddelijke eredienst en de regeling van de Sacramenten, Concerten in kerkgebouwen, 5 november 1987, in: Liturgische documentatie 6, NRL 2008, p. 107-115. Wat religieuze en liturgische muziek is, wordt uitdrukkelijk bepaald door de intentie waarmee deze muziek gecomponeerd is en hangt dus samen met de inhoud. Het is dus niet een kwestie van smaak of sfeer, maar gerelateerd aan de inhoud van de teksten en het doel waarmee de muziek gecomponeerd is.Concerten in kerkgebouwen, nr. 8.
De keuze van de muziek en de uitvoering wordt door MS nader uitgewerkt in nr. 15: de participatie van de gelovigen is volledig, bewust en actief. Deze participatie is inwendig waarmee de gelovigen in hun verstand aansluiten bij wat zij uitspreken of horen en meewerken met de hemelse genade, en uitwendig door gebaren en houdingen, door acclamaties, refreinen en gezangen. Dit versterkt het anabatische aspect van de liturgie: de mens reikt naar het goddelijke. Koren vormen een onderdeel van de gelovige gemeenschap, hetgeen ook zichtbaar wordt in de positie van het koor en de mogelijkheid om sacramenteel aan de viering deel te nemen. De liturgische en geestelijke vorming zal de koorleden tot voordeel strekken (MS 23-24).
Zang in de liturgie betekent niet dat enkele liederen worden toegevoegd, maar op de eerste plaats dat de vaste teksten van de liturgie worden gezongen. Om te beginnen groet en zegen, de presidentiële gebeden, acclamaties van het evangelie, prefatie en sanctus, het gebed des Heren en de vredewens. Het tweede niveau betreft de andere vaste gezangen, het credo en de voorbede. Daarna pas komen liederen (bij de opening, de offerande en de communie, alsmede tussen de lezingen). Polyfone koorzang is toegelaten mits de gelovigen niet compleet worden uitgesloten van liturgische zang (MS 29-34).
In ons land is grote creativiteit aan de dag gelegd in de vernieuwing van het liedrepertoire. Niet alleen de volkstaal speelde hier een rol maar ook door het gebruik van bekende (seculiere) melodieën wilden koren de gelovigen met nieuw elan aan de eucharistie laten deelnemen. Enerzijds liet de kwaliteit van deze liederen nogal eens te wensen over vanwege de tekst of het gebruik van bekende en bestaande melodieën, anderzijds werd er kritisch gekeken naar de dogmatische juistheid van de teksten. Veel liederen konden tot heftige discussies aanleiding geven.
Tussen de kerkelijke documenten en het grote aanbod van Nederlandstalige (of ook anderstalige) liederen, moet de kerkmusicus een weg zien te vinden. Het kader waarbinnen de liturgische muziek gestalte krijgt in de parochie is niet bij iedereen bekend. De kerkmusicus dient op de hoogte te zijn van deze kaders en het aanbod op hun waarde te schatten. Hij geeft gestalte aan de muzikale praktijk onder verantwoordelijkheid van de pastoor. Hoe ligt hun onderlinge verhouding? Welke rol spelen anderen, parochiebestuur en vrijwilligers?
De dogmatische constitutie SC 44 vraagt om liturgische commissies, zo mogelijk diocesaan. Deze betreffen ook muziek en kunst. In Nederland behartigt sinds 1971 de Nationale Raad voor Liturgie deze taak .Dit was een voortzetting van het liturgisch apostolaat dat al in 1915 door een federatie van liturgische verenigingen werd behartigd, ru.nl/kdc/bladeren/archieven-thema/subpagina-archieven-thema/kerkelijk-godsdienstig-leven/archieven_van/archieven_i/nationale_raad_voor/. Deze NRL geeft allerlei liturgisch materiaal uit en publiceert relevante documenten in de serie Liturgische documentatie. Drie bisschoppen zijn verantwoordelijk voor de ‘Beleidssector liturgie’. Sinds jaar en dag is J. Hermans de voorzitter van deze raad die de liturgische regels strak toepast.
De Nederlandse bisschoppen hebben in 1988 een beleidsnota kerkmusicus uitgegeven die in 2010 herzien werd.Secretariaat RK Kerkgenootschap in Nederland, Beleidsnota Kerkmusicus, Utrecht: SRKK 1988, 30 p. Daarnaast is in 2000 een Rechtspositiereglement gepromulgeerd dat in 2013 en 2019 herzien is.R.-K. Kerkprovincie Nederland, Rechtspositiereglement Kerkmusici (dirigenten & organisten) in Bisdommen van de R.K. Kerkprovincie Nederland, Utrecht: SRKK 2000 (herzien in 2013 en 2019), rkkerk.nl/wp-content/uploads/2019/02/Goedgekeurd-Rechtspositiereglement-kerkmusici-01-01-2019.pdf . Hierbij is een Modelarbeidsovereenkomst gevoegd alsmede de Diocesane Regeling voor de Salariëring, de Interdiocesane Regeling voor de Kerkmuziek en het Reglement van het Bisschoppelijk Scheidsgerecht voor Rechtspositionele Aangelegenheden. Het laatste heeft geen exclusieve competentie voor zaken betreffende de kerkmusicus. Ook andere zaken worden er voorgelegd. De kerkmusicus is degene die voldoet aan de voorwaarden van de Interdiocesane Regeling voor de Kerkmuziek (IRK) en die door de werkgever is belast met de leiding, respectievelijk de verzorging van de kerkmuziek als dirigent en/of organist, en die als zodanig een eigen professionele verantwoordelijkheid heeft onder de erkenning van de verantwoordelijkheid van de kerkelijke ambtsdragers voor de kerkelijke diensten (art. 1 IRK). De bevoegdheid hangt af van de behaalde diploma’s die in de Interdiocesane Regeling worden genoemd. Er worden drie niveaus onderscheiden die voor de verschillende functies van de kerkmusicus gedetailleerd worden beschreven. De drie functies zijn: dirigent/organist, dirigent of organist (art. 3-6 IRK).
Niet iedereen kan zich dus kerkmusicus noemen. De term is gereserveerd voor de erkende, gediplomeerde musicus. De Commissie Bevoegdheidsverklaringen voor de Kerkmuziek heeft de taak bevoegdheidsverklaringen af te geven (art. 2 IRK). Op deze manier willen de bisschoppen de kwaliteit van de liturgische muziek bewaken. Het betekent een fikse financiële investering van de parochies, die daar niet altijd toe in staat zijn. Naast de kerkmusicus kunnen andere personen actief zijn als vrijwilliger, maar de kerkmusicus heeft een leidende verantwoordelijkheid. De bisschoppen spreken hun wens uit dat in de parochie één kerkmusicus leiding geeft aan de koren vanwege de afstemming over het repertoire.Secretariaat RK Kerkgenootschap in Nederland, Beleidsnota Kerkmusicus, Utrecht: SRKK 2010, I, 1.2. De kerkmusicus heeft de verantwoordelijkheid om de kerkelijke richtlijnen te kennen en uit te voeren. Hiermee krijgt de kerkmusicus een centrale rol in het muzikaal beleid van de parochie, hetgeen hierna verder wordt uitgewerkt.
De relatie tot de werkgever (het parochiebestuur) is beperkt tot een contractuele. Een arbeidsovereenkomst wordt gesloten die slechts de uitvoering van de werkzaamheden betreft en niet de inhoud. De aanstelling van een kerkmusicus kan slechts gebeuren met voorafgaande schriftelijke bisschoppelijke machtiging omdat het een buitengewone rechtshandeling betreft.R.K.-Kerkprovincie in Nederland, Algemeen Reglement voor het Bestuur van een Parochie, Utrecht: SRKK 1988, art. 54. De beoordeling van een aanvraag past bij de toezichthoudende rol van de diocesane bisschop die checkt of de inhoud van het arbeidscontract past in de Beleidsnota Kerkmusicus en de Interdiocesane Regeling voor Kerkmuziek. Het parochiebestuur heeft dus geen inhoudelijke bemoeienis met de werkzaamheden van de kerkmusicus. De pastoor heeft deze wel.Petra Stassen & Ad van der Helm, Handboek voor parochiebesturen, Heeswijk: Abdij van Berne 2007, p. 116-119.
De parochie heeft zich ontwikkeld van instituut naar gemeenschap. Zowel in de dogmatische constitutie Sacrosanctum Concilium 42, het decreet Christus Dominus 30 en c. 515 van het wetboek van 1983 wordt de parochie genoemd in termen van geloofsgemeenschap. De pastoor blijft verantwoordelijk, maar dient het eigen aandeel van de gelovigen te erkennen. Die inbreng heeft enerzijds te maken met het doopsel: mensen mogen hun inbreng hebben vanwege het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen. Zij zijn niet slechts toeschouwer bij het ritueel dat door de priester voltrokken wordt. Het mysterie van Christus wordt gevierd in het hart van de aanwezige gemeenschap. SC 42 spreekt uit dat de parochie zich als gemeenschap vormt rond de zondagse liturgie. Hun participatie betreft echter niet alleen de uitvoering, maar ook de beleidsvoorbereiding in de parochie. Op die manier wordt de leitourgia daadwerkelijk een activiteit van het volk zelf.
Voorts brengen leken hun deskundigheid in. Bij de formulering van liturgisch beleid in de parochie door de pastoor met de andere leden van het pastoraal team, dat uit andere priesters, diakens en pastoraal werkers (m/v) kan bestaan, zal de kerkmusicus een actieve inbreng hebben. Naast de pastorale verantwoordelijkheid is er de muzikale professionaliteit. De pastoor kan afspraken maken over de taakverdeling binnen het pastoraal team en een willekeurig lid van dit team aanwijzen als verantwoordelijke voor de liturgie in de parochie. Vervolgens kan de pastoor een werkgroep liturgie inrichten die binnen de kaders van de kerkelijke documenten de parochiële liturgie gestalte geeft. De kerkmusicus heeft in die werkgroep een sleutelrol ten aanzien van het kerkmuzikale beleid in de parochie op basis van zijn deskundigheid. Volgens de Beleidsnota Kerkmusicus: ‘Wanneer een kerkmusicus werkzaam is in de parochie, ligt het voor de hand dat hij deelneemt aan het overleg met betrekking tot het vaststellen van het kerk muzikaal beleid in de parochie onder leiding van de pastoor en tot het te zingen repertoire van liturgische muziek’.Secretariaat RK Kerkgenootschap in Nederland, Beleidsnota Kerkmusicus, SRKK 2010, III, 1.1. De kerkmusicus is dus niet simpelweg alleen uitvoerend dirigent en/of organist, maar het ‘de facto’ uit de Beleidsnota dient m.i. geïnterpreteerd te worden dat hij/zij ook medeverantwoordelijk is voor het liturgisch beleid in de parochie.
Hij is beleidsadviserend en met de pastoor beleidsmakend. Hij dient van zijn kant de eigen verantwoordelijkheid van de pastoor te erkennen. De pastoor moet echter van zijn kant de deskundigheid van de kerkmusicus erkennen en kan deze, hoewel hij zijn eigen pastorale verantwoordelijkheid heeft, niet zomaar overrulen. De deskundigheid van de kerkmusicus, gewaarborgd door de opleiding, is de basis van de inbreng in het parochiële beleid en de uitvoering daarvan. Zijn professionele verantwoordelijkheid houdt in dat hij kan beoordelen welke concrete invulling gegeven wordt aan het liturgisch beleid in de parochie. Concreet betekent dit dat de liturgische werkgroep met de kerkmusicus de pastoor adviseert over de kaders van het liturgisch beleid. Dat beleid wordt door de pastoor vastgesteld. Men kan bijvoorbeeld kiezen voor hoogmissen met Latijnse gezangen, of juist een focus leggen op hoogmissen met Nederlandse liederen of een zekere variatie aanduiden tussen de verschillende muziektypen. Bovendien kan men bepalen welke liedbundel gebruikt wordt. Bij deze beleidskeuze is de inbreng van de kerkmusicus onmisbaar. Vervolgens is de keuze voor concrete missen, motetten of liederen aan de kerkmusicus zelf. Dat betekent m.i. dat hij beoordeelt welke liederen vanwege muzikaal en tekstueel gehalte gezongen kunnen worden en of zij met kwaliteit uitgevoerd kunnen worden. Dat concrete oordeel is noch aan de pastoor, noch aan het lid van het pastoraal team dat verantwoordelijk is voor liturgie, noch aan de leden van de liturgische werkgroep. Zij kunnen hun meningen met de kerkmusicus delen, maar de laatste maakt de uiteindelijke keuze op basis van inhoudelijke argumenten.
De formulering in de beleidsnota laat ruimte voor interpretatie. Er staat daar dat ‘door de priester overleg wordt gepleegd met de kerkmusicus die kan adviseren met betrekking tot de muzikale aspecten in deze’. Vervolgens staat er: ‘De priester die aan het hoofd staat van de viering behoudt altijd het recht te regelen wat hem toekomt’.Secretariaat RK Kerkgenootschap in Nederland, Beleidsnota Kerkmusicus, SRKK 2010, ibidem. Toch dient hier de deskundigheid van de kerkmusicus gerespecteerd te worden en dus diens oordeel over concrete liederen. Welke rol speelt hier het bisschoppelijk repertorium van liederen?
In de instructie Liturgiam Authenticam nr. 108 wordt de bisschoppen gevraagd in samenwerking met nationale en diocesane commissies en andere experts een lijst teksten op te stellen die gezongen kunnen worden in de liturgie. Deze lijst dient ter recognitio aan de Congregatie voor de Eredienst en de regeling van de Sacramenten te worden voorgelegd. In 2008 verschijnt een eerste lijst en in 2010 een tweede met een begeleidend schrijven van de bisschop referent, mgr. A. Hurkmans.De eerste lijst verscheen in Liturgische documentatie 5, NRL 2008, p. 57-83, de tweede met een ten geleide van mgr. A. Hurkmans in Liturgische documentatie 6, NRL 2010, p. 5-56. In de eerste lijst werd nog verwezen naar andere uitgaven: Verzameling misformulieren ter ere van de Heilige Maagd Maria (2005), De wijding van bisschop, priesters en diakens (2005), het Romeins Martyrologium (2008) en het Getijdenboekje voor kinderen (2007) waarin goedgekeurde liederen zijn opgenomen. In 2016 wordt opnieuw een lijst gepubliceerd in Liturgische documentatie 13, NRL 2016, p. 103-151. In 2016 verschijnt een alfabetische repertorium-lijst met als bijlage een lijst traditionele liederen die voor of na de liturgie gezongen kunnen worden. Deze bijlage bevat elf populaire kerstliederen. De ongeveer duizend goedgekeurde liederen van deze lijst worden ‘veilige bakens’ genoemd voor liturgische gezangen. De lijst is geen eindpunt. Ze wordt verderop ‘een niet te veronachtzamen handreiking’ genoemd die aanvulling verdient. Voorts wordt geschreven dat de lijst niet exclusief is en uitdrukking geeft aan de zorg en de verantwoordelijkheid van de bisschoppen voor de liturgie. Hurkmans spreekt de hoop uit dat de priesters, diakens, en andere medewerkers aan de liturgie zoals de leiders van gebedsdiensten, dirigenten en kerkkoren positief meewerken aan de implementatie van deze lijsten.Mgr. A. Hurkmans, ‘Ten geleide’ , in: Liturgische documentatie 6, NRL 2010 p. 9-11.
Het repertorium roept discussie op. Twee censores, mgr. H. Woorts en C. Mennen, hebben in 2010 een oordeel geveld over de liederen vanwege de uitgaven van Gooi & Sticht en van Heeswijk ten behoeve van de liturgie (de ‘zondagsmissaaltjes’). Door velen werd dit geïnterpreteerd als een verbod op liederen van Huub Oosterhuis, maar dit werd vervolgens ontkend door mgr. Woorts en de Nederlandse bisschoppen.Marc van Dijk, ‘Censors van bisschoppen schrappen Oosterhuis’, Trouw 17 maart 2010, trouw.nl/nieuws/censors-van-bisschoppen-schrappen-oosterhuis~b69f7ca6/. De Katholieke dirigenten en organisten vereniging publiceert een reactie van mgr. H. Woorts: Geen verbod op liederen Oosterhuis, wel discussie, 22 maart 2010, kdov.nl/index.php/nieuws/112-latest-news/984-woorts-geen-verbod-op-liederen-oosterhuis-wel-discussie. Het advies van de censores werd gegeven vanwege het imprimatur dat verleend werd aan beide uitgevers voor deze uitgaven. Hierin mochten alleen de goedgekeurde liederen worden gepubliceerd. In een perscommuniqué van de Nederlandse bisschoppen wordt een en ander toegelicht om de ontstane onrust te bezweren. Het imprimatur betekent geen kerkprovinciale goedkeuring of verbod. Dat is aan de diocesane bisschoppen zelf.Nederlandse bisschoppen, Perscommuniqué Nederlandse bisschoppen over liederenkwestie 13 april 2010 in Aartsbisdom Utrecht, Analecta 2010, p. 52.
De lijst die door de bisschoppen gepubliceerd is, is niet als bijlage bij een particuliere wet gepromulgeerd, maar is te beschouwen als een algemeen uitvoeringsdecreet (c.33). De NRL publiceert in 2016 deze lijst zonder dat erbij vermeld wordt dat andere liederen verboden zijn.NRL, ‘Directorium voor liturgische gezangen’, in: Liturgische documentatie 13, NRL 2016, p. 103-151. Op de eigen website wordt gesproken van ‘liedsuggesties’.‘Voor elke zondag of (hoog)feest wordt per onderdeel van de viering een aantal suggesties gegeven voor gezangen, die beantwoorden aan de betreffende plaats en functie van het gezang in de liturgische viering’, rkliturgie.nl/liturgie/liedsuggesties. De argumenten om deze liederen goed te keuren zijn muzikaal en tekstueel. Wat dit betekent voor andere, niet goedgekeurde liederen blijft open.In de bundel Gezangen voor Liturgie (NSGV) staan niet-goedgekeurde liederen. De bundel Laus Deo (bisdom Roermond) bevat weer andere liederen die niet op de lijst van goedgekeurde liederen staan. De publicaties van de NRL kunnen beschouwd worden als instructies (c.34) en niet als diocesane wetten die immers in deze alleen door diocesane bisschoppen kunnen worden gepromulgeerd.
Wat betekent dit concreet voor de parochie? Het kan parochieel beleid zijn dat de pastoor besluit, na advies van de liturgische werkgroep en de kerkmusicus, om alleen goedgekeurde liederen te laten zingen in de liturgie van de parochie. Indien een dergelijk besluit niet is genomen of wanneer de pastoor en het pastoraal team besluiten dat een dergelijke beperking niet aan de orde is, kan de kerkmusicus uit alle beschikbare liederen kiezen.De kwestie van het ‘verbod’ op Oosterhuisliederen is nieuw leven ingeblazen door rehabilitatie van Huub Oosterhuis met de brief van Paus Franciscus (d.d. 20 december 2020) die hij via mgr. J. Hendriks ontving, arsacal.nl/. Verdere consequenties voor zijn liederen zijn niet genomen. In de Duitse Gotteslob zijn vijf van zijn liederen opgenomen mein-gotteslob.de/lieder/weitere-liedarten/lieder-von-huub-oosterhuis/. De kerkmusicus dient zijn keuze inhoudelijk en muzikaal te kunnen verantwoorden.
Zingen is als de levensadem voor een vierende geloofsgemeenschap. Het woord ‘zingen’ is één van de meeste gebruikte woorden in de Bijbel. Zoals Joseph Ratzinger (Paus Benedictus XVI) schrijft: waar de mens Gods aanwezigheid ervaart, is spreken niet meer voldoende, maar wordt het menselijke bestaan zelf tot gezang.J. Ratzinger, Benedict XVI, Der Geist der liturgie. Eine Einführung, Freiburg: Herder 2006 (Sonderausgabe), p. 117. De kerkelijke documenten onderstrepen de grote verantwoordelijkheid van de kerkmusicus (m/v) om de kwaliteit van muziek en zang in de liturgie op peil te houden. De pastorale verantwoordelijkheid van de pastoor, de muzikale deskundigheid van de kerkmusicus en de betrokkenheid van andere gelovigen in de parochie vragen om verstandig samenspel met erkenning van ieders taak, verantwoordelijkheid en deskundigheid. Het gaat dan niet om het zingen van het hoogste lied, maar om de juiste samenzang.
In een parochie is weinig zo concreet als liturgie en muziek. Velen willen daar graag over meepraten. De kerkmusicus heeft de eigen opdracht te waken voor de kwaliteit van de muziek en de zang in de parochie en mag zijn gezag op basis van zijn deskundigheid doen gelden. De genoemde Nederlandse kerkelijke beleidsdocumenten op basis van Romeinse teksten laten ruimte voor interpretatie. Ik meen dat daardoor de erkenning van de deskundigheid onvoldoende verankerd en veilig gesteld is. Mijn brede interpretatie zou wellicht door pastoors die zich even competent achten als een kerkmusicus in twijfel getrokken kunnen worden. Indien de parochie wil investeren in kerkmuzikale deskundigheid zullen de pastoor en het pastoraal team deze moeten erkennen. Er zal ongetwijfeld niet zomaar een einde aan komen aan onenigheden rond de kerkmuziek in de parochie. Vormen van mediation en interventie van het Bisschoppelijk Scheidgerecht zullen hier een rol kunnen spelen. Dat vraagt nader onderzoek
Ton Meijers heeft zelf door zijn zang en betrokkenheid de liturgie in de kerk opgeluisterd. Moge inspirerende en kwalitatieve kerkmuziek de harten van gelovigen tot in lengte van jaren verheffen.