Prof. mr. M.H. Claringbould
M. Horstman - JPR Advocaten
R. de Kruif - Kifid
D.M.A. Gerdes - Kifid, T.R.G. Leyh - KNB
C.O.A. Smit - Clifford Chance LLP
A.L.H. Ernes - OU
P.F. Salome - Van Traa Advocaten, T. Uildriks - Van Traa Advocaten
T. Holsbrink - Van Traa Advocaten
M. Nijland - Triodos Bank, F. Faes - Kifid
C.J. de Jong - UvA Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS)
T. Giesbertz - Van Traa Advocaten, P.A.M. Seck - Van Dorth Advocaten
M.J.R. Maas - JPR Advocaten
De overeenkomst van personenvervoer, het aansprakelijkheidsregime en de limieten
De overeenkomst van personenvervoer is per specifieke vervoerstak geregeld in Boek 8 BW (paragraaf 2.2-2.6) met dien verstande dat met betrekking tot het spoor-, lucht-, zee- en autobusvervoer EU-Verordeningen van toepassing kunnen zijn (paragraaf 1.2). Veel aandacht wordt besteed aan de vraag wanneer er een overeenkomst van personenvervoer tot stand komt, te denken valt aan het meevaren met vrienden in een speedboot (paragraaf 2.8.4). Ook kosteloos vervoer met de eigen auto kan een overeenkomst van personenvervoer inhouden (paragraaf 2.10). In paragraaf 2.8.6 wordt opgemerkt dat Uber kan worden aangemerkt als een contractuele personenvervoerder over de weg in de zin van Boek 8 BW. Het kosteloos vervoer en het verschil tussen een verstekeling (paragraaf 3.2) en een zwartrijder (paragraaf 3.3) worden nader uitgewerkt in paragraaf 3. Wat betreft de vorderingsgerechtigdheid kan de reiziger die geen contractspartij is, zijn vordering tot schadevergoeding toch baseren op ‘wanprestatie’ onder de toepasselijke vervoerovereenkomst (paragraaf 4.2). In paragraaf 5 wordt per vervoerstak het dwingendrechtelijke aansprakelijkheidsregime beschreven. Juist bij personenvervoer speelt de eigen schuld van de reiziger een belangrijke rol (paragraaf 5.5). Bij een aanrijding of aanvaring leidt de medeschuld van een derde niet tot een verminderde aansprakelijkheid van de medeschuldige vervoerder jegens zijn reiziger (paragraaf 5.6). Er wordt geen volledig overzicht gegeven van alle limieten, maar de limieten bij binnenlands openbaar vervoer (paragraaf 6.2) en met betrekking tot de ‘Autobusverordening’ (paragraaf 6.3) worden wel genoemd. Tot nu toe werd de lage limiet van € 137 000 verhoogd met de inflatiecorrectie (paragraaf 6.4) maar per 1 januari 2021 treedt het Besluit ‘verhoging limiet’ in werking en wordt deze te lage limiet verhoogd tot 400 000 SDR (paragraaf 6.5). De verraderlijke verjaringstermijnen (één jaar, twee jaar, drie jaar?) komen aan de orde in paragraaf 7. En tot slot worden de vragen uit de casus van paragraaf 1.1 beantwoord in paragraaf 8.
Om toegang te krijgen tot het gehele artikel heeft u een abonnement nodig. Meer informatie over de abonnementsvormen en prijzen kunt u hier vinden.
Abonneren op dit tijdschrift