Ariënne Mulder, Paul van Sasse van Ysselt
Yamit Hamelzky, Leon van den Broeke
Jan Willem Sap
Robert Helder
Stefan Paas
Renée van Schoonhoven
Barry Ensign-George & Hélène Evers (eds.), Church Polity, Mission and Unity: Their Impact in Church Life
Dit boek bevat de lezingen die in 2016 zijn gehouden tijdens de derde conferentie van de International Protestant Church Polity Study Group, in Princeton. Eerdere conferenties werden belegd in Utrecht (2011) en Pretoria (2014). Waar zogeheten ‘proceedings’ doorgaans een wat plichtmatige indruk maken en niet zelden urgentie missen, moet gezegd dat de meeste van de twaalf bijdragen in deze bundel interessant en to the point zijn. Bovendien gaat het om een goed leesbare bundel: juridisch jargon wordt doorgaans vermeden en de meeste bijdragen zijn aangenaam kort.
Zending (mission) en eenheid (unity) vormen vanouds een paradoxaal duo. Zending leidt de kerk enerzijds op een weg naar talloze verschillende contexten en tal van verschillende uitdrukkingsvormen. Tegelijk leert de geschiedenis dat toewijding aan de missionaire roeping van de kerk ook vaak leidt tot nieuwe vormen van eenheid door kerken en christenen die zich voor gedeelde uitdagingen gesteld zien. Voor het kerkrecht liggen hier belangrijke vragen. Kort samengevat: hoe kan kerkelijke ‘governance’ enerzijds missie mogelijk maken en anderzijds de missionaire ‘winst’ verduurzamen? Dat dit vraagt om nieuwe visies op wat de eenheid van de kerk uitmaakt, spreekt haast vanzelf. Ziedaar de relevantie van dit boek.
De eerste drie studies gaan in op de hardnekkige verleiding die ons sinds de Romantiek plaagt, namelijk dat institutionaliteit geen uitdrukking kan zijn van het evangelie. Het gevolg daarvan is dat structuren, ambten, regels en procedures worden gereduceerd tot ‘zakelijke’ en ‘seculiere’ noodzakelijkheden, die vervolgens hetzij constant worden verdacht gemaakt, hetzij schouderophalend boven kritiek worden verheven (we moeten nu eenmaal structuren hebben). De vraag waarom het déze structuren moeten zijn en hoe zij het leven van Christus mogelijk maken in de kerk, wordt daarbij nauwelijks gesteld. Daarom is het belangrijk te laten zien hoe kerkrecht te maken heeft met heil. Na een eerste bijdrage van Griswold, die nogal verzandt in algemene waarheden, laat Evers aan de hand van het werk van Paul Scholten overtuigend zien waarom de kerk niet zonder kerkrecht kan. Wetgeving wortelt in het goede leven, en verwijst naar die hogere roeping van een menselijke gemeenschap om gestalte te geven aan Gods recht. Bovendien maakt zij de kerk zichtbaar en tastbaar als manifestatie van het Lichaam van Christus. Juist daarom moet het kerkrecht theologisch gestructureerd zijn. Evers voegt aan haar bijdrage een mooie vragenlijst (‘toolkit’) toe voor missionaire gemeenschappen die zichzelf institutioneel willen bevragen en hun missie willen bestendigen. Het eerste deel sluit af met een reflectie van Janssen over de vraag in hoeverre bovenlokale vergaderingen een uitdrukking kunnen zijn van de eenheid van de kerk, en waaruit die eenheid dan bestaat. Zijn voorstel is om die eenheid meer te zoeken in sacramentele identiteit dan in confessionele overeenstemming op alle punten.
De volgende negen studies gaan alle over deelthema’s, waarbij de nadruk nu weer ligt op eenheid, dan weer op missie. De studies over eenheid kenmerken zich door reflectie op (historische) voorbeelden waarin kerkelijke eenheid vorm krijgt zonder het opofferen van pluraliteit en missionaire slagkracht. Zo beschrijft Speelman zestiende-eeuwse zoektochten naar kerkelijke eenheid in Frankrijk, terwijl Surjanegara diverse modellen van (kerkelijke) besluitvorming bespreekt in de Indonesische context. Koffeman gaat in op de beperkingen van het noemen van de historische gereformeerde belijdenisgeschriften in de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland. Hij nuanceert het belang van deze geschriften voor de eenheid van de kerk zowel vanuit de vraag wat kerkleden er werkelijk van geloven als vanuit de noodzakelijk diverse aard van de missionaire praktijk in Nederland. Zijn kritiek deed me denken aan wat wijlen Lesslie Newbigin zei over de zestiende-eeuwse belijdenisgeschriften als te zeer verwikkeld in (intra-christelijke) discussies uit de christenheid en te weinig berekend op het getuigen van Christus voor het front van een religieus plurale en diep geseculariseerde wereld. Koffemans eigen voorstel om het getuigenis van de drie-enige God als centraal en verbindend kader te nemen gaat in die richting.
Na een kritische evaluatie van kerkelijke beroepsprocedures door De Jong (naar mijn idee een van de minder relevante studies in deze bundel), vervolgt Van den Broeke met een interessant pleidooi voor de missionaire roeping van de classis. Hoewel ik niet overtuigd ben door zijn toepassing van mijn eigen argumenten voor een missionaire bisschop op het (haast per definitie verdeelde en missionair vaak krachteloze) instituut van de classis, vind ik deze studie een van de hoogtepunten in de bundel. Het is cruciaal dat de missionaire roeping van de kerk institutioneel op verschillende (en elkaar aanvullende) niveaus wordt verankerd, wil deze duurzaam blijken.
Er volgen twee bijdragen over Zuid-Afrika. In de eerste gaan Modise en Makoko in op de (on)mogelijkheden van het streven naar kerkelijke eenheid tussen verschillende denominaties. In de tweede biedt Niemandt een overzicht van de groeiende erkenning van de missionaire aard van de kerk in het kerkrecht van de Nederduitse Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika. Hierbij gaat het naar zijn inschatting om een confessionele verwerking van de omslag naar een post-christenheid-samenleving, en daarvan ziet hij bemoedigende tekenen.
De bundel eindigt met twee bijdragen uit Noord-Amerika, van Smith en Steckel. Beide zijn nogal algemeen van toonzetting en gaan over de vraag hoe kerkrecht kan bijdragen aan kerkelijke eenheid. Ik vond het niet de spannendste hoofdstukken uit het boek.
Deze bundel laat zich samenvatten als een zoektocht naar theologisch verantwoorde flexibele opvattingen van kerkelijke eenheid, die gevarieerde missie mogelijk maken. Onvermijdelijk spreekt het ene hoofdstuk meer aan dan het andere, maar het betreft in het algemeen een relevante en goed leesbare bundel die de vragen naar missie en eenheid benadert vanuit een ten onrechte verwaarloosd perspectief – dat van het kerkrecht. Daarom is het een belangrijke bijdrage aan de bezinning op de missionaire roeping van de kerk anno nu.