Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad wordt het vorderingsrecht uit cognossement gekoppeld aan het recht op afgifte van de onder dat cognossement vervoerde goederen. Uitsluitend de recht- en regelmatig cognossementhouder heeft op grond van art. 8:441 lid 1 BW recht op aflevering. Dit impliceert dat ook alleen de recht- en regelmatig cognossementhouder het recht heeft om de vervoerder op de schade aan de goederen aan te spreken. Deze koppeling wordt in dit boek onderzocht, en uiteindelijk verworpen. Het vorderingsrecht is geen ‘sequeel’ of nevenrecht van het exclusieve recht op afgifte. Het vorderingsrecht is ook geen recht uit het cognossement als waardepapier. Het vorderingsrecht is een zelfstandig recht uit het cognossement als weergave van de overeenkomst van vervoer. Dit recht rust bij de wederpartijen van de vervoerder uit de overeenkomst van vervoer onder cognossement, namelijk de afzender en de toegetreden cognossementhouder. Buiten overeenkomst kunnen ook derden de vervoerder aanspreken, bijvoorbeeld uit onrechtmatige daad.
De auteur is advocaat te Rotterdam en docent aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam.
Lijst van afkortingen
1 Inleiding
1.1 Inleiding
1.1.1 Vervoer onder cognossement
1.1.2 Het vorderingsrecht uit cognossement, de heersende leer
1.1.3 Bezwaren in de praktijk
1.2 De opbouw van het onderzoek
1.2.1 De onderzoeksvragen per hoofdstuk
2 De overeenkomst van vervoer
2.1 Inleiding
2.2 Geschiedenis vanaf 1838
2.2.1 Daden van koophandel
2.2.2 Van bevrachting en verhuring van schepen
2.2.3 Voerlieden en schippers
2.2.4 Het receptum nautarum
2.2.5 De verhouding tussen bevrachting en vervoer
2.2.6 Passieve legitimatie
2.2.7 Vervoer of expeditie
2.2.8 De kwalificatie van de overeenkomst van vervoer
2.3 De partijen bij de overeenkomst van vervoer
2.3.1 Het beschikkingsrecht
2.3.2 De grondslag van rechtsverkrijging door de geadresseerde
2.3.3 Het derdenbeding
2.3.4 De werking van het derdenbeding
2.3.5 De verhouding tussen de rechten van de afzender en de geadresseerde
2.4 Het vorderingsrecht
2.4.1 Een abstract vorderingsrecht
2.4.2 Distributie versus cumulatie
2.4.3 Het Verdrag van Bern (Cotif/CIM)
2.4.4 Het Verdrag van Montreal (MC)
2.4.5 Het Verdrag van Genève (CMR)
2.4.6 De vordering uit onrechtmatige daad
2.5 Conclusies
3 Zeevervoer onder cognossement
3.1 Inleiding
3.2 Geschiedenis vanaf 1838
3.2.1 De verhouding tussen de bevrachtingovereenkomst en het cognossement
3.2.2 Lastgeving
3.2.3 Een abstract alternatief
3.2.4 De gebondenheid van de cognossementhouder aan de bevrachtingovereenkomst
3.2.5 Schuldvernieuwing (novatie)
3.2.6 De wil van partijen
3.2.7 Bolsius/Glazener
3.2.8 Het nieuwe zeerecht
3.2.9 Vervoer onder cognossement
3.3 De verhouding tussen de vervoerovereenkomst en het cognossement
3.3.1 De voortbouwende overeenkomst
3.3.2 Somotex/Wiener
3.3.3 Somotex/Wiener toegepast op het cognossement
3.3.4 De positie van de derde-cognossementhouder
3.3.5 De verhouding tussen art. 8:410 en art. 414 lid 1/441 lid 2 BW
3.3.6 De positie van de derde-cognossementhouder/lasthebber
3.4 De wijze van toetreding tot de vervoerovereenkomst onder cognossement
3.4.1 Ladoga 15
3.4.2 Eendracht
3.4.3 Hoofdregel en uitzonderingen
3.5 De grondslag van rechtsverkrijging
3.5.1 Het derdenbeding
3.5.2 Enkele bezwaren tegen het derdenbeding en een alternatief: de relatie sui generis
3.5.3 De weerlegging van deze bezwaren
3.5.4 Andere bezwaren tegen het derdenbeding en een tweede alternatief: de cessie
3.5.5 De weerlegging van deze bezwaren en weer een alternatief: de kwalificatie per functie
3.5.6 Eén overeenkomst of twee overeenkomsten
3.5.7 De vertrouwensleer
3.5.8 De gevolgen voor de positie van de afzender
3.6 Het vorderingsrecht uit cognossement
3.6.1 De reikwijdte van art. 510 K
3.6.2 Boschfontein
3.6.3 De abstractie van onderliggende verhoudingen
3.6.4 De parlementaire geschiedenis bij art. 8:441 BW
3.6.5 Art. 8:441 BW in IPR-perspectief
3.6.6 Brouwersgracht
3.7 Conclusies
4 Houderschap van het cognossement
4.1 Inleiding
4.2 Geschiedenis vanaf 1838
4.2.1 De concurrentieprocedure
4.2.2 Het recht op uitlevering en de eigendom van de goederen
4.2.3 Houderschap van het cognossement en eigendom van de goederen
4.2.4 Een vermoeden van eigendom
4.2.5 Houderschap krachtens lastgeving
4.3 Recht- en regelmatig houderschap
4.3.1 Houderschap binnen het algemene vermogensrecht
4.3.2 Rechtmatig houderschap
4.3.3 Regelmatig houderschap
4.3.4 De titel van het (recht- en regelmatig) houderschap
4.4 De positie van de aflader
4.4.1 De wederpartij van de vervoerder
4.4.2 De afgifte van het cognossement
4.4.3 De relatie tussen vervoerder en aflader
4.4.4 De merchant-clause
4.4.5 De aansprakelijkheid van de aflader
4.4.6 De FOB-koper neemt de documenten niet op
4.5 Houderschap, lastgeving en volmacht
4.5.1 De volmacht in Brouwersgracht
4.5.2 De ondubbelzinnigheid van de mededeling van volmacht
4.5.3 De schijn van volmachtverlening
4.5.4 Damco/Meijster
4.5.5 Hudsongracht
4.6 Formele legitimatie versus materieel recht
4.6.1 Summit; Bienville
4.6.2 Lastgeving hangende de procedure
4.6.3 De interpretatie van de partijverhoudingen
4.7 Conclusies
5 Het cognossement als waardepapier
5.1 Inleiding
5.2 Geschiedenis vanaf 1838
5.2.1 Het cognossement als handelspapier
5.2.2 Van wisselbrieven
5.2.3 De analoge toepassing van het wisselrecht
5.2.4 De Duitse Wisselwet 1849
5.2.5 De opkomst van de abstracte leer
5.2.6 De onderliggende rechtsverhouding
5.2.7 De titel van de verbintenis
5.2.8 De nuancering van de abstracte leer
5.3 Waardepapieren naar huidig recht
5.3.1 De diverse waardepapieren
5.3.2 De enge benadering van het waardepapier
5.3.3 De ruime benadering van het waardepapier
5.3.4 De waardepapierfuncties van het cognossement in Boek 8 BW
5.3.5 Het naamcognossement als waardepapier
5.3.6 Het belang van deze discussie
5.4 De uitgifte van het cognossement
5.4.1 Zürich/Lebosch
5.4.2 De ratio achter de uitgifte
5.4.3 Het verbriefde recht
5.4.4 De consequenties van de uitgifte van een cognossement
5.5 Overdracht en overgang van het cognossement
5.5.1 De overdracht van vordering(srecht)en
5.5.2 De verbintenisrechtelijke consequenties van de overgang van vorderingen
5.5.3 De nevenrechten van het recht op afgifte
5.5.4 Het naamcognossement en de verweermiddelenregel
5.6 Het einde van het cognossement als waardepapier
5.6.1 De wil van partijen
5.6.2 Het uitgewerkte cognossement
5.6.3 Het uitgewerkte cognossement in een documentenkoop
5.7 Conclusies
6 Het Duitse recht
6.1 Inleiding
6.2 Zeevervoer onder cognossement
6.2.1 Een korte geschiedenis van het Duitse handelsrecht
6.2.2 De overeenkomst van goederenvervoer over zee
6.2.3 Het cognossement; definities en verschijningsvormen
6.2.4 Vertrag zugunsten Dritter
6.2.5 Begunstiging ‘on terms’
6.3 Het cognossement als Wertpapier
6.3.1 De waardepapierfuncties van het cognossement
6.3.2 De uitgifte van het cognossement
6.3.3 De positie van de aflader
6.3.4 Het Konnossementsbegebungsvertrag
6.3.5 De positie van de aflader/FOB-verkoper
6.3.6 Enkele opmerkingen bij deze dogmatiek
6.4 De overdracht van het cognossement
6.4.1 De wettelijke regelingen
6.4.2 De overgang van nevenrechten
6.4.3 De diverse endossementen
6.4.4 Overdracht door cessie
6.4.5 De bescherming van de derde-cognossementhouder
6.5 De verhouding tussen vervoerovereenkomst en cognossement
6.5.1 Frachtvertrag versus Konnossement
6.5.2 De verhoudingen bij een FOB-koop
6.5.3 Dithmarschen, de identiteit en bedoeling van partijen
6.6 Het vorderingsrecht
6.6.1 Uitlevering in de loshaven
6.6.2 De aanspraak op vergoeding van de schade
6.6.3 Doppellegitimation
6.6.4 Drittschadenliquidation
6.6.5 Prozeßstandschaft
6.7 Conclusies
7 Het Engelse recht
7.1 Inleiding
7.2 Het cognossement
7.2.1 De hedendaagse functies van het cognossement
7.2.2 Enkele omschrijvingen van het cognossement
7.2.3 Het naamcognossement
7.2.4 De toepasselijke wet- en regelgeving
7.3 De overeenkomst van vervoer onder cognossement
7.3.1 De hoofdverplichting van de vervoerder
7.3.2 De wederpartij van de vervoerder
7.3.3 De geadresseerde van een naamcognossement
7.3.4 De aflader als wederpartij van de vervoerder
7.3.5 De totstandkoming van de overeenkomst
7.3.6 De verhouding tussen de vervoerovereenkomst en het cognossement
7.4 De derde-cognossementhouder
7.4.1 The Bills of Lading Act 1855
7.4.2 Een implied contract, Brandt versus Liverpool
7.4.3 De COGSA 1992
7.4.4 De (aanspraak op) aflevering
7.4.5 De positie van tussenhouders
7.4.6 De derde-cognossementhouder te goeder trouw
7.4.7 Conclusive evidence onder een naamcognossement
7.5 Het cognossement als document of title
7.5.1 Lickbarrow versus Mason
7.5.2 De overdracht van het cognossement
7.5.3 De presentatieregel
7.5.4 De presentatie van een naamcognossement
7.5.5 Het naamcognossement als document of title
7.5.6 Spent bills of lading
7.5.7 S. 2 (2) (a) COGSA 1992
7.6 Het vorderingsrecht uit cognossement
7.6.1 A special contract, Dunlop versus Lambert
7.6.2 De Bills of Lading Act 1855
7.6.3 Gardano versus Greek Petroleum
7.6.4 The Albazero
7.6.5 De COGSA 1992
7.6.6 De cognossementhouder
7.6.7 De titel van de overdracht
7.6.8 Het vorderingsrecht van de afzender
7.7 Vorderingsrechten buiten overeenkomst
7.7.1 Bailment
7.7.2 East West versus DKBS 1912
7.7.3 De kring van belanghebbenden met een vorderingsrecht uit bailment
7.7.4 Bailment on terms
7.7.5 De vordering uit onrechtmatige daad
7.7.6 Het vorderingsrecht uit onrechtmatige daad
7.7.7 The Aliakmon
7.8 Conclusies
8 Conclusies
8.1 Inleiding
8.2 De diverse conclusies
8.2.1 De overeenkomst van vervoer
8.2.2 Zeevervoer onder cognossement
8.2.3 Houderschap van het cognossement
8.2.4 Het cognossement als waardepapier
8.2.5 Het Duitse recht
8.2.6 Het Engelse recht / 332
8.3 Slotconclusie, en alternatief / 333
Samenvatting
Summary
Dankwoord
Curriculum Vitae
Lijst van aangehaalde literatuur
Rechtspraakregister
Trefwoordenregister
Namenregister