CRvB fluit UWV terug!
Drie uitzonderingen kunnen ervoor zorgen dat een WW-uitkering niet wordt verlaagd met pensioen. De tweede uitzondering komt terug in de op 12 april 2024 gepubliceerde uitspraak (ECLI:NL:CRVB:2024:670).
Eerste uitzondering, artikel 3:5 lid 5 AIB
De eerste uitzondering is vastgelegd in artikel 3:5 lid 5 Algemeen inkomensbesluit socialeverzekeringswetten (AIB). Als een eerder verlies aan arbeidsuren uit dezelfde (resterende) dienstbetrekking al is ingeruild voor een deeltijdpensioen, wordt het pensioen dat al loopt niet verrekend met de WW-uitkering.
Tweede uitzondering, artikel 3:5 lid 7 AIB
De tweede uitzondering is opgenomen in artikel 3:5 lid 7 AIB. De tekst luidt:
‘in afwijking van het vierde lid, onderdeel a, wordt niet tot inkomen in verband met arbeid gerekend een uitkering die door de uitkeringsgerechtigde reeds werd ontvangen voorafgaand aan het ontstaan van de dienstbetrekking waaruit het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet is ontstaan’.
Een werknemer wordt gedeeltelijk werkloos. Hij heeft drie maanden voor een uitzendonderneming gewerkt waarbij zijn contract steeds voor een maand werd verlengd. De laatste verlenging vond op 3 oktober 2020 plaats. Vervolgens wordt hij vanaf 3 november voor minder uren ingehuurd en voldoet hij aan de voorwaarden om aansluitend een WW-uitkering te ontvangen. Daarnaast ontving hij al sinds 1 oktober 2020 een drietal pensioenen. Zodra UWV daar achter komt saldeert zij deze pensioenen met haar uitkering waardoor de werknemer geen WW-uitkering meer overhoudt. De werknemer beroept zich vervolgens op artikel 3:5 lid 7 AIB. Deze bepaling dient restrictief te worden uitgelegd. Het UWV past echter een eigen interpretatie toe.
Volgens de interpretatie van het UWV moet het ouderdomspensioen al zijn ontvangen voorafgaande aan de dienstbetrekking of dienstbetrekkingen waarmee aan de wekeneis van artikel 17 WW wordt voldaan. De Centrale Raad van Beroep is het niet met het UWV eens omdat:
- een uitzondering op de hoofdregel restrictief moet worden uitgelegd. ‘Indien de regelgever deze uitzondering had bedoeld zoals het UWV deze bepaling interpreteert, zou de regelgever die wekeneis als onderdeel van de bewoordingen van artikel 3:5, zevende lid, van het AIB hebben geformuleerd’;
- de pensioenen eerder in gingen dan de start van het laatste dienstverband;
- de werknemer voldeed aan de overige voorwaarden om voor een WW-uitkering in aanmerking te komen;
- in de Nota van Toelichting bij deze bepaling staat (Stb. 2015, 43, p. 18-19): ‘De reden dat dergelijk ouderdomspensioen niet verrekend wordt met de WW-uitkering is dat er in dit geval, anders dan bij de hoofdregel wordt verondersteld, geen aanleiding is geweest voor betrokkene om zich volledig uit het arbeidsproces terug te trekken.’
Derde uitzondering, artikel 3:5 lid 8 AIB
De derde uitzondering is te lezen in artikel 3:5 lid 8 AIB. Meer over deze uitzondering inclusief een totaaloverzicht, vele voorbeelden en jurisprudentie: pensioenlogica.nl/ww-minder-vaak-pensioen-gekort/.