Jan Hallebeek
Olav Boelens
Ad van der Helm
Hansko Broeksteeg, Teunis van Kooten
Marina Molenaar
Tymen van der Ploeg
Leon van den Broeke
Kerk en overheid: de nieuwe kerkorde van de Nederlandse Gereformeerde Kerken in de context van het spreken met en het aanspreken van de overheid
In het NTKR: Tijdschrift voor Recht en Religie 2023, afl. 1 is een artikel van Ton Meijers opgenomen over ‘De Heilige Stoel als volkenrechtelijke rechtspersoon: Een beschouwing vanuit het concordatenrecht’.Ton Meijers, ‘De Heilige Stoel als volkenrechtelijke rechtspersoon: Een beschouwing vanuit het concordatenrecht’ NTKR: Tijdschrift voor Recht en Religie 2023, afl. 1, p. 5-20. Hij vangt zijn artikel aan met de zin: ‘In tegenstelling tot de overige kerken en religieuze gemeenschappen geniet de paus of, beter gezegd, de Heilige Stoel als hoogste gezag van de katholieke kerk, volkenrechtelijke rechtspersoonlijkheid.’ Het is onmogelijk om vanuit een ander kerkelijk perspectief een beschouwing te geven over of vanuit het concordatenrecht. Een ander onderwerp dat nog enigszins in de buurt komt, is de relatie tussen kerk en overheid. Daarover gaat mijn bijdrage vanuit het perspectief van de Nederlandse Gereformeerde Kerken (hierna: NGK).
In mei 2023 ontstond dit kerkverband door de hereniging van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (hierna: GKV) en de Nederlands Gereformeerde Kerken (oude NGK). In 1967 was de scheuring ontstaan na jaren van strijd over de identiteit, de koers en de theologie van de GKv. Na schuldbelijdenis in 2018 en groeiende toenadering en samenwerking van de generale synode van de GKv en de landelijke vergadering van de oude NGK kwam de hereniging voortvarend tot stand.Voor de niet-ingewijde lezer wijs ik op een subtiel onderscheid tussen het voormalige kerkverband Nederlands Gereformeerde Kerken, in 1967 ontstaan na een breuk met de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, en het in mei 2023 ontstane nieuwe kerkverband NederlandseGereformeerde Kerken. Dat betekende niet dat iedereen op het lokale vlak het eens was met de hereniging. Enkele lokale kerken, gemeenteleden en ambtsdragers gingen niet mee in dit nieuwe kerkverband.
De hereniging leidde tot een nieuwe kerkorde (hierna KO NGK 2023). Hier licht ik er één aspect uit en dat is de, althans vanuit vrijgemaakt-gereformeerd perspectief, aangepaste bepaling over de verhouding tussen kerk en overheid in de KO NGK 2023. In het Akkoord van Kerkelijk Samenleven (AKS) van de oude NGK kwam een soortgelijke bepaling niet voor. De bepaling in de kerkorde van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (KO GKv) is niet als zodanig opgenomen in de KO NGK2023. Voor de helderheid volgt hierna een overzicht van de kerkordelijke bepalingen over de relatie kerk en overheid in achtereenvolgens de KO GKV 2014-2022, het AKS en de KO NGK 2023:
KO GKv 2014-2022 | AKS Nederlands | KO NGK 2023 |
A5.1 De kerken erkennen de overheid, die in dienst van God haar gezag uitoefent in de burgerlijke samenleving. A5.2 Door overleg en correspondentie streven de kerken naar een goede verstandhouding met de overheid, gericht op respect voor ieders eigen positie. A5.3 In voorkomende gevallen wijzen de kerken de overheid op haar plicht de vrijheid van openbare eredienst en de vrijheid van godsdienst te beschermen. A5.4 Bij ernstige openbare aantasting van Gods naam spreken de kerken de overheid daarover aan.‘Kerkorde van 2014/2020’, ngk.nl/bestuur-en-organisatie/kerkorde/, 10 juli 2023.
| nvt |
G1 kerk en overheid G1.1 De kerken streven door overleg en correspondentie naar een goede verstandhouding met de overheid, die in dienst van God haar gezag uitoefent in de samenleving.‘Kerkorde 2023’, ngk.nl/bestuur-en-organisatie/kerkorde/, 25 oktober 2023.
G1.2 Het eigen kerkelijk recht, dat tot uitdrukking komt in de kerkorde alsook in plaatselijke, regionale en landelijke kerkelijke regelingen en besluiten, vormt het statuut van de kerken in de zin van de Nederlandse wetgeving. |
KO GKv 2014-2022 | AKS Nederlands | KO NGK 2023 |
|
|
|
Dat leidt tot de centrale vraag: wat is de visie van de Nederlandse Gereformeerde Kerken over de relatie tussen kerk en overheid in de context van het spreken met en het aanspreken van de overheid? Om een antwoord op die vraag te formuleren in de concluderende paragraaf 7 ga ik in paragraaf 2 eerst in op de betreffende bepaling in de KO GKv 2014-2022. In paragraaf 3 ga ik nader in op het AKS. Vervolgens richt ik me in paragraaf 4 op de relatie tussen kerk en overheid in de KO NGK 2023. Met paragraaf 5 volgt een historisch-kerkrechtelijk perspectief. Paragraaf 6 handelt over de context van het spreken van de kerk met de overheid en het profetisch (aan)spreken van de overheid door de kerk.
De KO GKv 2014-2022 bevatte in het fundamentele hoofdstuk ‘A. De kerken’ een bepaling over de relatie tussen kerk en overheid. In artikel A5.1 formuleerde de GKv de erkenning van de overheid. Immers, de overheid oefent ‘in dienst van God haar gezag’ uit ‘in de burgerlijke samenleving’ (art. A5.1 KO GKv 2014-2022). Kerk en overheid onderhouden, volgens de kerken, een goede relatie met elkaar (art. A5.2 KO GKv 2014-2022). Dat gebeurt door overleg en correspondentie. Daarbij respecteren zij elkaars positie. Dat ziet op de erkenning van de scheiding van kerk en staat. Kerk en overheid hebben elk een eigen domein, rechtskring, bevoegdheden en taken. De GKv meenden de overheid wel te moeten wijzen, als de situatie daartoe aanleiding zou geven, op haar plicht om de openbare eredienst en de godsdienstvrijheid te beschermen (art. A5.3 KO GKv 2014-2022). De notie van openbare eredienst komt elders in de kerkorde niet voor. Wel regelde artikel C36 KO GKv 2014-2022 over de kerkdiensten: ‘De gemeente viert de zondag als dag van Christus’ opstanding. De kerkenraad roept de gemeente daarvoor samen in openbare kerkdiensten, als regel twee maal per zondag.’‘Kerkorde 2014-2022 (GKv)’, ngk.nl/bestuur-en-organisatie/kerkorde/, 19 juli 2023. Die kerkdiensten waren openbaar van aard, open toegankelijk, niet alleen voor de eigen leden. Naar klassiek gereformeerd kerkrecht is de kerkdienst voor leden, doopleden en belijdende leden. Het was belangrijk, en in sommige kerken is dat staande praktijk, dat de gereformeerde kerk een ecclesia purior, een zuivere kerk, diende te zijn. In de Gereformeerde Kerk ten tijde van de Republiek is er evenwel ruimte geweest voor een schil om de kerk heen. Dat kwam bijvoorbeeld tot uiting door ‘liefhebbers’ van de niet-homogene en gereformeerde kerk.A.Th. van Deursen, Mensen van klein vermogen:Het kopergeld van de Gouden Eeuw, Amsterdam: Bakker 1991, p. 292 en 298. De notie van zuivere of private kerk kwam onder druk te staan door de wens van de overheid dat deze kerk een publieke kerk moest zijn.
Artikel A5.4 KO GKv 2014-2022 ging nog een stap verder dan A5.3 KO GKv 2014-2022. Het eerstgenoemde artikel bepaalde dat als de naam van God ernstig openbaar werd aangetast, de kerken gehouden waren de overheid hierop aan te spreken. Het artikel stelde niet letterlijk dat het de overheid was die Gods naam ernstig en openbaar aantastte en daarop door de GKv aangesproken diende te worden, maar uit het geheel van artikel A5 KO GKv 2014-2022 kan dit wel opgemaakt worden. Op welke wijze het aanspreken diende plaats te vinden, vermeldde lid 4 niet. Hoe dan ook, de GKv stond een coöperatie van kerk en overheid voor ogen.
Het AKS van de Nederlands Gereformeerde Kerken bevatte niet een soortgelijke bepaling over de relatie tussen kerk en overheid als de KO GKv 2014-2022. De enige verwijzing naar de overheid is te vinden in de ‘Verklaring’ aan het begin van het AKS:
‘De kerken, door haar afgevaardigden bijeen in landelijke vergadering, betuigen haar onderlinge verbondenheid door het afleggen van de volgende verklaring:
Na al wat de gemeenten van de Here in de loop van de jaren en eeuwen in dit land hebben ondervonden door vervolging, overheidsbemoeiing, misleiding van de geesten, reglementenheerschappij en synodehiërarchie is het nu eens temeer haar hartelijke begeerte om onder de genadige bescherming van haar Heer en Heiland Jezus Christus, temidden van de verwarring van de tijd, in goede vrede en gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift, met elkaar te leven onder de enige heerschappij en leiding van het Hoofd van de kerk, onze Zaligmaker (…).’‘Akkoord voor Kerkelijk Samenleven’, ngk.nl/bestuur-en-organisatie/kerkorde/, 10 juli 2023.
Deze verwijzing naar de overheid was vanuit historisch perspectief, en specifiek als gevolg van vervolging door de overheid van de afgescheiden gemeenten in de negentiende eeuw en de bemoeienis van de overheid met de afgescheiden gemeenten destijds, negatief ingestoken. Het AKS was vooral een (intern)-kerkordelijk document. Het richtte zich niet op de context van de Nederlands Gereformeerde Kerken.
Artikel A5 KO GKv 2014-2022 is niet integraal opgenomen in de KO NGK 2023. De laatstgenoemde kerkorde heeft een soortgelijke opbouw in hoofdstukken als de eerstgenoemde. In de KO NGK 2023 ontbreekt een slotbepaling. De inhoud van die slotbepaling, over de wijziging van de kerkorde, is opgenomen in artikel A3 KO NGK 2023. De inhoud ervan wordt nader uitgewerkt in een ‘Landelijke regeling’. Hoofdstuk A van de KO NGK 2023 bevat drie artikelen in tegenstelling tot de vijf artikelen van hoofdstuk A van de KO GKv 2014-2022. Hierna ga ik de artikelen A1-A5 van de KO GKv 2014-2022 na in relatie tot de artikelen A1-A3 en G1 van de KO NGK 2023.
Naleving
De strekking van artikel A1 KO GKv 2014-2022 is in de artikelen A1 en A2 KO NGK 2023 terechtgekomen. Beide kerkordes bevatten ook een bepaling over de kerkorde, artikel A3. In de titel van dit artikel zijn de woorden ‘en naleving’ achter ‘kerkorde’ niet in de KO NGK 2023 opgenomen. De achtergrond hiervan is het cultuurverschil, de ecclesiologische en kerkrechtelijke verschillen, tussen beide voormalige kerkverbanden. De Nederlands-gereformeerden hekelden de in hun ogen formalistische en juridisch opstelling van de vrijgemaakt-gereformeerden en beoogden in hun eigen kerkverband een minder strakke band met de kerkorde. Hun kerkorde heette dan ook geen ‘kerkorde’, maar AKS.
Zo vermeed de NGK, toen zij in 1982 een ‘Akkoord van kerkelijk samenleven’ sloot, om aan deze 40 artikelen de naam ‘kerkorde’ mee te geven. Het moderamen van de Landelijke Vergadering te Breukelen 1982 noemde in zijn ‘Woord vooraf’ de term ‘kerkenorde’ vooral in kritische zin: ‘… dat het Akkoord van samenleven niet tot een wet gemaakt mag worden waaruit men“leeft”, met voorbijgaan van het Schriftonderwijs – zoals er vóór de Scheiding van 1969 veelszins uit het kerkverband of uit de kerkenorde werd “geleefd”’.‘Kerkorde juni 2019 (eerste publieksversie) met toelichting’, onderwegnaar1kerk.nl/kerkorde/, 11 juli 2023.
Hieruit komt naar voren dat de Nederlands-gereformeerden de kerkorde als negatief beoordeelden, omdat ze die als een ‘wet’ beschouwden, althans dat was hun ervaring toen zij nog deel uitmaakten van de GKv.
In het algemeen gold dat de Nederlands-gereformeerden minder institutioneel van aard waren dan de vrijgemaakt-gereformeerden. Ze hechtten minder waarde aan instituties en organisatie. Dit noopte een lid, oud-president van het gerechtshof Den Haag Leendert Verheij, meermalen zijn kerkverband op te roepen aandacht te hebben voor het houden en onderhouden van de kerkorde.Leendert Verheij, ‘Hoe bindend is een kerkorde eigenlijk’, verheijleendert.nl/kerkrecht/hoe-bindend-is-een-kerkorde-eigenlijk, 11 juli 2023; Leendert Verheij, ‘Een kerkorde zal afdwingbaar moeten zijn’, Nederlands Dagblad 8 juli 2019.
Hoe dan ook, de bovengenoemde ontwikkelingen hebben geleid tot een minder formalistisch kerkverband (NGK) en een minder strakke binding aan de ‘kerkorde’. De Werkgroep Toekomstige Kerkorde was zich bewust van de cultuurverschillen en sprak van ‘huiver voor een overheersende kerkorde’.‘Kerkorde juni 2019 (eerste publieksversie) met toelichting’, onderwegnaar1kerk.nl/kerkorde/, 11 juli 2023. Die vrees had volgens hem ‘goede papieren’.‘Kerkorde juni 2019 (eerste publieksversie) met toelichting’, onderwegnaar1kerk.nl/kerkorde/, 11 juli 2023. Hij verwees daarbij naar artikel 32 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis van 1561:
‘Daarom verwerpen wij alle menselijke bedenksels en alle wetten die men zou willen invoeren om God te dienen en daardoor het geweten te binden en te dwingen, op welke wijze dan ook. Wij aanvaarden dus alleen wat kan dienen om eendracht [“concorde”] en eenheid [“‘vnion”] te bevorderen en te bewaren, en allen te doen blijven bij de gehoorzaamheid aan God.’‘Kerkorde juni 2019 (eerste publieksversie) met toelichting’, onderwegnaar1kerk.nl/kerkorde/, 11 juli 2023. Vgl. Eberhard Busch, Eberhard, ‘Confessio Belgica von 1561,’ in: Mihály Bucsay e.a. (red.), Reformierte Bekenntnisschriften Bd. 2/1 1559-1563, Neukirchen-Vluyn: Neukirchener Verlag 2009, p. 339.
Voor de Nederlandse werkwoorden ‘bevorderen’ en ‘bewaren’ staat in het oud-Frans één werkwoord: ‘entretenir’ – onderhouden van de eendracht en eenheid in relatie tot de gehoorzaamheid aan God.
De bovengenoemde vrees is inmiddels niet typisch iets van Nederlands-gereformeerden. Ook een deel van de vrijgemaakt-gereformeerden behoeft meer vrijheid en minder een strakke en formalistische kerk(orde):
‘Ook in de reacties op het document ‘Verlangen naar een nieuwe kerk’ dat de Regiegroep al eerder deed uitgaan, klinkt meermalen de roep om een sobere, minimaal voorschrijvende kerkorde. Kerken hechten aan hun vrijheid. In toenemende mate geldt dat ook voor kerken uit het GKv-verband. Men verlangt een kerkverband dat niet voelt als een keurslijf maar als een geschenk, niet topzwaar maar lichtvoetig, open en uitnodigend.’‘Kerkorde juni 2019 (eerste publieksversie) met toelichting’, onderwegnaar1kerk.nl/kerkorde/, 11 juli 2023.
Om die reden lichtte de Werkgroep in de eerste conceptversie van de kerkorde (2019) toe waarom de aanduiding ‘en naleving’ niet is overgenomen uit de KO GKv 2014-2022:
‘De nieuwe kerkorde heeft deze (…) niet overgenomen. Natuurlijk is de kerkorde niet vrijblijvend. Daarop duidt ook het woord hanteren in A3.1: een kerkorde is er niet om goede sier mee te maken in het archief, maar om te gebruiken. En zoals een kerkorde bijdraagt aan een gezond kerkelijk leven (…) zo brengt het niet naleven van de kerkorde het risico op grote schade met zich mee, voor de onderlinge verhoudingen, maar vooral ook voor de zwakkere partijen binnen de kerk. Binnen een gemeenschap die zich naar Christus noemt, mag dat niet gebeuren.
Tegelijk is het goed om te erkennen dat de naleving van de kerkorde niet afdwingbaar is. Wanneer een plaatselijke kerk een bepaalde regel overbodig vindt en zich er daarom niet aan houdt, is er geen instantie die deze kerk bijvoorbeeld een bepaalde boete op zou kunnen leggen. (…) Uiteindelijk kennen de kerken maar één mogelijke sanctie: het verbreken van de relatie. Het zal duidelijk zijn dat zoiets niet snel zal gebeuren. Dat is echter geen vrijbrief om kerkordelijke regels aan je laars te lappen. Juist Christus Jezus heeft ons geleerd om betrouwbaar te zijn, en oog te hebben voor het recht van de ander. Zo vonden wij elkaar, en zo benaderen we elkaar. Zo hanteren we onze gezamenlijke kerkorde.’‘Kerkorde juni 2019 (eerste publieksversie) met toelichting’, onderwegnaar1kerk.nl/kerkorde/, 11 juli 2023.
Uit dit lange citaat kan opgemaakt worden waarom de woorden ‘en naleving’ niet zijn opgenomen in de KO NGK 2023. Dit betekent niet dat het belang van een kerkorde werd geminimaliseerd:
‘Evengoed is er de waarschuwing tegen mensen die deze structuur willen misbruiken voor eigen gewin, eigen positie, eigen macht. Een goede kerkorde zal geen mogelijkheden bieden voor klemmende overheersing, maar die juist tegengaan. De oplossing is daarom niet dat de kerken genoegen nemen met een minimale of zelfs geen kerkorde. Juist anarchie brengt dictators voort. (…) Een kerkorde is echter niet alleen bedoeld om machtsmisbruik of afdwaling tegen te gaan. Het bredere doel is bijdragen aan een gezond kerkelijk leven. (…) Ook geeft een goede kerkorde rechtszekerheid aan gemeenteleden. (…) Verder geeft een kerkorde duidelijkheid aan externe partijen, met name aan de overheid en wettelijke gelegitimeerde instanties. De kerken hebben in ons land veel privileges. We zijn het tegenover de samenleving verplicht om van onze kant dan ook de zaken goed op orde te hebben. Het is niet zo dat een kerkorde de kerk tot leven brengt. Maar het is wel waar dat een levende kerkgemeenschap gebaat is bij een goed doordachte kerkorde.’‘Kerkorde juni 2019 (eerste publieksversie) met toelichting’, onderwegnaar1kerk.nl/kerkorde/, 11 juli 2023.
De Werkgroep pleitte niet voor niet-naleving, maar onderbouwde het belang van een goede kerkorde en wees op het probleem van handhaafbaarheid, dan wel de naleving van de kerkordelijke regels.
Vrede
Artikel A2 KO GKv 2014-2022 over de vrede is niet opgenomen in hoofdstuk A van de KO NGK 2023, maar ook niet op een andere plek. Het artikel dat onder meer bepaalde dat in de kerk van Christus alles op gepaste wijze en in goede orde moest gebeuren, zodat de vrede wordt gediend, is niet geïncludeerd in de KO NGK 2023.Cf. Leon van den Broeke, ‘Serving the peace? Disorder, order, and peace in church polity’, In die Skriflig/In Luce Verbi (54) 2020, afl. 1, DOI: doi.org/10.4102/ids.v54i1.2602. Daarmee verviel de impliciet bijbelse verwijzing in artikel A2 KO GKv 2014-2022 naar 1 Korintiërs 14:33 (de vrede dienen) en 40 (op gepaste wijze en in goede orde).
Statuut
Artikel A4 KO GKv 2014-2022 over het statuut is ook niet opgenomen in hoofdstuk A maar bijna exact in artikel G1.2 KO NGK 2023 terechtgekomen. De NGK vindt het belangrijk het statuut te benadrukken, ook in artikel G1.3 KO NGK 2023, dat wil zeggen dat deze gebruikmaakt van de organisatievrijheid die voortvloeit uit de godsdienstvrijheid, artikel 6 Grondwet en artikel 2:2 Burgerlijk Wetboek.
Kerk en overheid
De eerste versie van de Werkorde (2009) bevatte niet een soortgelijke bepaling zoals die uiteindelijk in artikel A5 KO GKv 2014-2022 is geformuleerd.Ontwerp kerkorde voor de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in Nederland in opdracht van de generale synode Zwolle-Zuid 2008 opgesteld door deputaten herziening kerkorde, 2009. De tweede versie van de Werkorde bevatte wel artikel A5, maar nog niet zoals de eindversie zou luiden.‘A5 kerk en overheid
A5.1 De kerken erkennen de overheid, die in dienst van God de publieke orde bestuurt.
A5.2 Door overleg en correspondentie streven de kerken naar een goede verstandhouding met de overheid, gericht op respect voor ieders eigen positie.
A5.3 Bij ernstige openbare aantasting van Gods naam of bedreiging van de vrijheid van godsdienst spreken de kerken de overheid daarover aan.’ Deputaten herziening kerkorde, Ontwerp kerkorde – 2: Tekst en toelichting met vermelding van generale regelingen, 2011. In de toelichting bij deze Werkorde stelden de opstellers over de relatie tussen kerk en overheid, en over het profetisch spreken van de kerk:
‘In A5.3 wordt tot slot uitdrukking gegeven aan het “profetisch spreken” van de kerken jegens de overheid. Dit is een lastig te formuleren thema. Deputaten “kerk en overheid” staan hier een terughoudende rol van de kerken voor. Enerzijds komt de kerken ten principale het recht en de plicht toe om op te komen voor haar Heer, anderzijds moet hiervan op verstandige en ingetogen wijze gebruik gemaakt worden. Om die reden is in A5.3 aangegeven dat de kerken de overheid aanspreken bij ernstige openbare aantasting van Gods naam of bij bedreiging van de vrijheid van godsdienst. Aantasting van “Gods naam” heeft hier de pregnante betekenis van openlijke godslastering in de maatschappij, maar ook de ruimere strekking van aantasting van Gods uitdrukkelijke geboden.’Deputaten herziening kerkorde, Ontwerp kerkorde – 2: Tekst en toelichting met vermelding van generale regelingen, 2011, p. 64.
In de derde versie zijn de woorden ‘de publieke orde bestuurt’ vervangen door ‘haar gezag uitoefent in de burgerlijke samenleving’.In de derde versie zag artikel A5 er als volgt uit:
‘A5 kerk en overheid
A5.1 De kerken erkennen de overheid, die in dienst van God haar gezag uitoefent in de burgerlijke samenleving.
A5.2 Door overleg en correspondentie streven de kerken naar een goede verstandhouding met de overheid, gericht op respect voor ieders eigen positie.
A5.3 Bij ernstige openbare aantasting van Gods naam of bedreiging van de vrijheid van godsdienst spreken de kerken de overheid daarover aan. Artikel A5.’ Deputaten herziening kerkorde, Ontwerp kerkorde – 3: Tekst en toelichting, 2011, p. 6. Zie voor de ‘Toelichting A5’ in de derde versie: Deputaten herziening kerkorde, Ontwerp kerkorde – 3: Tekst en toelichting, 2011, p. 42.
Ten opzichte van de versies van de Werkorde zijn in de definitieve tekst van artikel A5.4 KO GKv 2014-2022 de woorden ‘of bedreiging van de vrijheid van godsdienst’ uiteindelijk weggelaten. De notie van het door de overheid opkomen voor de vrijheid van godsdienst is verwoord in een nieuw artikel A5.3: ‘In voorkomende gevallen wijzen de kerken de overheid op haar plicht de vrijheid van openbare eredienst en de vrijheid van godsdienst te beschermen.’ Dit artikel hebben de versies van de Werkorde niet.
Net als artikel A4 KO GKv 2014-2022 is ook artikel A5 KO GKv 2014-2022 over de relatie kerk en overheid niet in hoofdstuk A van de KO NGK opgenomen. Een bepaling over de relatie tussen kerk en overheid is evenwel niet verdwenen, maar opgenomen in hoofdstuk G over ‘Extern recht’ KO NGK 2023. Artikel A4 KO GKv 2014-2022 is opgenomen als artikel G1.2 KO NGK 2023.
In beide kerkordes gaat het over ‘Kerk en overheid’, niet (alleen) over kerk en staat, maar ook de lagere overheden.
De artikelen A5.1 en A5.2 KO GKv 2014-2022 zijn gecombineerd en in enigszins gewijzigde versie verwerkt in artikel G1 KO NGK 2023. De zinssnede ‘De kerken erkennen de overheid’ waarmee artikel A5.1 KO GKv 2014-2022 begon, is niet opgenomen in artikel G1 KO NGK 2023. In de toelichting is niet opgenomen wat hiervan de reden is. Het zal niet de bedoeling zijn dat de NGK de overheid niet zouden wil erkennen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het tweede deel van de zin uit artikel A5.1 KO GKv – ‘die in dienst van God haar gezag uitoefent in de burgerlijke samenleving.’‘Kerkorde van 2014-/2022 (GKv)’, ngk.nl/bestuur-en-organisatie/kerkorde/, 10 juli 2023. Deze zinssnede is wel opgenomen in artikel G1.1 KO NGK 2023.
Aanspreken van de overheid
Artikel A5.3 KO GKv 2014-2022 (‘In voorkomende gevallen wijzen de kerken de overheid op haar plicht de vrijheid van openbare eredienst en de vrijheid van godsdienst te beschermen’) en A5.4 KO GKv 2014-2022 (‘Bij ernstige openbare aantasting van Gods naam spreken de kerken de overheid daarover aan’) zijn niet opgenomen in de KO NGK 2023.
De achterliggende reden dat in de KO NGK 2023 een bepaling over de relatie tussen kerk en overheid niet in hoofdstuk A, maar in hoofdstuk G over extern recht is opgenomen, heeft te maken met de overweging dat de overheid een te grote plaats in de kerkorde heeft gekregen in de KO GKv 2014-2022, en dan ook nog vooraan in de kerkorde. Een plaats achter in de kerkorde achtte de Werkgroep passender. In de Werkgroep ontstond er discussie over het aanspreken van de overheid in geval van ‘ernstige openbare aantasting van Gods naam’: ‘(…) moet de kerk zich daartoe beperken? Is het wijs om alleen te reageren op godslastering, dus negatief? Is het niet beter wanneer de kerk positief profetisch spreekt in de samenleving?’‘Kerkorde juni 2019 (eerste publieksversie) met toelichting’, onderwegnaar1kerk.nl/kerkorde/, 10 juli 2023. Kerken kunnen altijd profetisch spreken. Daar is op zich geen kerkordelijke bepaling voor nodig, dat kan ook los van een dergelijke bepaling geschieden, aldus de Werkgroep. Door de keuze te maken voor de verhuizing van artikel A5 KO GKv 2014-2022 naar het beperktere artikel G1 KO NGK 2023, meende de Werkgroep dat de NGK op deze manier haar zelfstandigheid tegenover de overheid zou kunnen bewaren.
Lid 4 van artikel A5 KO GKv 2014-2022 regelde dat de kerken de overheid aanspreken in geval van ‘ernstige openbare aantasting van Gods naam’. Dit lid is niet opgenomen in de definitieve tekst van de KO NGK 2023.
Dat de vrijgemaakt-gereformeerden in de KO GKv 2014-2022 een artikel (A5) hebben opgenomen terzake van de verhouding tussen kerk en overheid was vanuit gereformeerde invalshoek geen novum. De vorige kerkorde (1978) van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt bevatte ook een artikel waarin het volgende over de relatie tussen kerk en overheid werd geformuleerd:
‘De ambtsdragers zullen de gemeente voorhouden dat zij gehoorzaamheid en eerbied verschuldigd is aan de overheid, omdat God deze heeft ingesteld. Zelf moeten zij in dezen een goed voorbeeld geven, en in de weg van gepast respect en correspondentie nastreven dat de overheid de dienst van de kerk wettig beschermt.’‘Artikel 27 Ambtsdragers en overheid’, kerkrecht.nl/node/119, 18 juli 2023.
In dit artikel ligt de nadruk minder op de kerk en meer op de ambtsdragers. Zij hebben een voorbeeldfunctie voor de gemeenteleden als het gaat om ‘gehoorzaamheid en eerbied’ te betrachten richting de overheid. De achterliggende reden hiervan is dat God de overheid heeft ingesteld. Dit artikel gaat terug op artikel 28 van de Dordtse Kerkorde (DKO) van 1619. Hoewel gereformeerde kerkordes vooral zien op de regeling van de eigen kerk of het kerkverband bevatten zij vanouds ook regelingen over de relatie met de overheid. In die kerkordes werden de wederzijdse verwachtingen en ieders roeping gecodificeerd, al dan niet onder druk van de overheid die probeerde grip te houden op de publieke gereformeerde kerk. Artikel 28 DKO 1619 heeft geen voorganger gehad in de kerkordes sinds de Synode van Emden van 1571. Het is niet duidelijk waarom dit artikel voor het eerst in 1619 is opgenomen. Het is niet onlogisch te veronderstellen dat dit te maken heeft gehad met de context van de Synode van Dordrecht van 1618/1619 die niet alleen een kerkelijke en theologische context kende – de strijd tussen de remonstranten of arminianen (Jacobus Arminius, 1560-1609) en de contraremonstranten (Franciscus Gomarus, 1563-1641) – maar bijeenkwam in een roerig politiek tijdvak waarbij de overheid belang had om greep te houden op de kerk. Joh. Jansen (1873-1956) meende dat deze bepaling was opgenomen om ervoor te zorgen dat de overheid de kerkorde zou goedkeuren, maar ook om ‘de wederzijdse verhouding juist af te bakenen’.Joh. Jansen, Korte verklaring van de kerkorde der Gereformeerde Kerken, Kampen: Kok 1952, p. 130. Daarmee bedoelde Jansen dat de gereformeerden de arminiaanse opvatting dat de overheid boven de kerk staat afwees, maar ook de roomse opvatting dat de overheid onder de kerk staat.Jansen 1952, p. 130.
Artikel 30 DKO 1619 (‘alleen kerkelijke zaken behandelen en dat op kerkelijke wijze’) was in lijn met de aloude kerkordelijke regel dat in kerkelijke vergaderingen geen andere dan kerkelijke zaken werden behandeld.‘Artikel 30 Bevoegdheid van de vergaderingen’, kerkrecht.nl/node/122, 18 juli 2023. De achtergrond hiervan was dat de kerk zich diende bezig te houden met de kerk, en niet met de politiek, de handel of welk domein van het leven ook.Jansen 1952, p. 142-146. Bovendien diende de kerk, die zich bezighield met kerkelijke zaken deze op kerkelijke, en niet op politieke wijze, te behandelen. Dat was het kerkrechtelijk principe en het gevolg van de enigszins gespannen verhouding tussen de Gereformeerde Kerk ten tijde van de Republiek en de overheden, zoals vastgelegd in artikel 30 DKO 1619: ‘In dese t’samenkomsten sullen geen ander dan Kerkelyke saken, en ’t selve op Kerkelyke wyse gehandelt worden. In meerder Vergaderinge sal men niet handelen, dan ’t geene dat in mindere niet en heeft afgehandelt konnen worden, ofte dat tot de Kerken een meerder Vergaderinge in ’t gemeen behoort.’ Kerkelijk handboekje …, ed. Synode der Christelijke Gereformeerde Gemeente, gehouden te Hoogeveen, anno MDCCCLX, Kampen: G.Ph. Zalsman 1882, p. 214. Dit artikel valt niet terug te voeren op een eerdere versie in de acta van de Synode van Emden van 1571. Kerkelijk handboekje 1882, p. 72-78. Eerst de Synode van Dordrecht van 1574 nam een artikel met een soortgelijke strekking op: ‘(…) niet en verhandelen, dan ’t gene dat Kerkelyk is (…).’ Kerkelijk handboekje 1882, p. 89. Vgl. de acta/kerkordes van resp. Dordrecht 1578 (art. 17), Middelburg 1581 (art. 21) en ’s Gravenhage 1586 (art. 27); Kerkelijk handboekje 1882, p. 121, 146, 190. Die lijn is in de Gereformeerde Kerk ten tijde van de Republiek leidend geweest.
In de twintigste eeuw, bij de voorbereidingen van wat zou resulteren in de Hervormde Kerkorde van 1951, overwoog de architect van die nieuwe kerkorde, H.M.J. Wagenaar,H.M.J. Wagenaar (1901-1999) was gepromoveerd jurist. Hij was onder meer directeur van de Centrale Kas voor de Predikantstractementen der Nederlandse Hervormde Kerk, lid en later secretaris van de Commissie voor beginselen van Kerkorde. In de oorlogswinter van 1944 schreef hij een ontwerp voor de kerkorde; W. Balke & H. Oostenbrink-Evers, De commissie voor de kerkorde (1945-1950), Zoetermeer: Boekencentrum 1993, p. XXVIII. dat de DKO 1619 niet geschikt was voor de Nederlandse Hervormde Kerk (NHK) in het naoorlogse tijdvak, omdat deze ‘vooral de interne kerkelijke zaken [regelde, LvdB] en maar weinig de dienst der kerk aan en haar plaats in de wereld’.Balke & Oostenbrink-Evers 1993, p. XXXIX. Op die dienst aan de wereld was de NHK wel gericht. Dat leidde tot een preoccupatie met niet alleen de samenleving, maar ook de politiek, met alle gevolgen van dien.
Zoals hierboven al aan de orde kwam, was de Werkgroep Toekomstige Kerkorde van mening dat een kerkordelijke bepaling niet nodig is om als kerk profetisch op te treden, dan wel de overheid aan te spreken. Het al dan niet opnemen van een dergelijke bepaling leidde tot nog een andere overweging, namelijk of zo’n regel niet te zwaar is aangezet. Dat is niet omdat de kerken de overheid niet zouden mogen aanspreken. Toch kan het beeld ontstaan, dan wel de indruk worden gewekt dat een gereformeerde kerk als het instituut met de opgestoken en vermanende wijsvinger het (weer) beter weet. Ook in een seculiere samenleving is er niets mis mee als kerken in het contact met de overheid bepaalde zaken aan de orde stellen. Het luistert wel nauw door wie, met welke woorden, op welke toon(hoogte) en in welke context dit gebeurt.
Bovendien, het roept de vraag op of omgekeerd de overheid geloofsgemeenschappen mag aanspreken als zij misbruik maken van de Godsnaam door zich niet te verzetten tegen onrecht en/of niet opkomen voor gerechtigheid van niet alleen de eigen leden of aangeslotenen, maar ook van derden in de samenleving. Het spreekt vanzelf dat het complex is als een kerkverband in de kerkorde een omgekeerde bepaling zou toevoegen, namelijk dat de overheid het recht heeft de kerk aan te spreken op een gedraging of nalatig gedrag. Dat zou de overheid te veel invloed geven en compliceert de scheiding van kerk en staat. Niettemin, de indringende vraag blijft overeind of een kerk(verband) dat de overheid wil aanspreken, omgekeerd openstaat voor feedback van buiten de eigen geloofsgemeenschap. Het profetisch spreken betreft de kritische houding van de kerk tegenover de staat, aldus de systematisch-theoloog Bram van de Beek.Bram van de Beek, Lichaam en Geest: De theologie van de kerk en de Heilige Geest, Zoetermeer: Meinema 2012, p. 118-120. In een theocratisch model staan zowel de kerk als de staat onder Gods heerschappij. In het profetische model wordt de staat meer als van de wereld beschouwd. Naarmate de staat meer macht naar zich toetrekt, maakt dat de kerk extra waakzaam en kritisch. Evenwel, het profetisch spreken van de kerken betreft geen eenrichtingsverkeer. De kerken staan, als het goed is, niet buiten de samenleving, vermijden de valkuil van selectieve verontwaardiging en zijn niet verheven boven kritiek.
Over de voorbeeldfunctie van de kerk en het kerkrecht schreef de Zwitserse theoloog Karl Barth (1886-1986) in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Hij gaf vier typeringen van kerkrecht. Kerkrecht was voor hem dienstrecht, liturgisch recht, levend of eschatologisch recht en ook vorbildliches Recht of exemplarisches Recht.Karl Barth, Die Ordnung der Gemeinde: Zur dogmatischen Grundlegung des Kirchenrechts, München: Chr. Kaiser Verlag 1955, p. 765-824. Hij stelde dat kerkrecht een voorbeeldfunctie heeft voor de overheid en andere maatschappelijke organisaties. Dat is redelijk pretentieus. Zijn stelling dient te worden verstaan in de context van de post-Tweede Wereldoorlog en het post-nazi-socialisme. De Duitse overheid had als agressor de gerechtigheid duidelijk niet bevorderd en evenmin gestreden tegen onrecht. Barth was een van de architecten van de zogeheten Barmer Thesen waarin hij en andere betrokkenen bij de Bekennende Kirche stelling namen tegen de Duitse christenen die de kerk in dienst van het Duitse Rijk stelden. De vijfde van de zes Barmer Thesen gaat expliciet over de verhouding tussen kerk en staat en over het profetisch spreken van de kerk:Leon van den Broeke, ‘“Fear God, Honour the Emperor”: The Barmen Declaration and its Reception in the Netherlands’, in: George Harinck & Hans-Georg Ulrichs (red.), Naaste verwanten/Nahe Verwandte: Het gereformeerde protestantisme in Nederland en Duitsland in de twintigste eeuw/Der reformierte Protestantismus in den Niederlanden und in Deutschland im 20. Jahrhundert (ADChartasreeks 36), Amersfoort: De Vuurbaak 2020, p. 161-189.
‘5. Fürchtet Gott, ehrt den König. (1. Petr 2,17)
Die Schrift sagt uns, daß der Staat nach göttlicher Anordnung die Aufgabe hat in der noch nicht erlösten Welt, in der auch die Kirche steht, nach dem Maß menschlicher Einsicht und menschlichen Vermögens unter Androhung und Ausübung von Gewalt für Recht und Frieden zu sorgen. Die Kirche erkennt in Dank und Ehrfurcht gegen Gott die Wohltat dieser seiner Anordnung an. Sie erinnert an Gottes Reich, an Gottes Gebot und Gerechtigkeit und damit an die Verantwortung der Regierenden und Regierten. Sie vertraut und gehorcht der Kraft des Wortes, durch das Gott alle Dinge trägt.
Wir verwerfen die falsche Lehre, als solle und könne der Staat über seinen besonderen Auftrag hinaus die einzige und totale Ordnung menschlichen Lebens werden und also auch die Bestimmung der Kirche erfüllen. Wir verwerfen die falsche Lehre, als solle und könne sich die Kirche über ihren besonderen Auftrag hinaus staatliche Art, staatliche Aufgaben und staatliche Würde aneignen und damit selbst zu einem Organ des Staates werden.’‘Barmer Theologische Erklärung’,web.archive.org/web/20090209033320/ en http://ekd.de/bekenntnisse/142.html, 10 juli 2023.
Het is de taak van de overheid door haar bevoegdheden voor recht en vrede te zorgen. De kerk is dankbaar voor de weldaad van de goddelijke regeling dat de staat ingeschakeld is in het plan van God met de gebroken wereld. De kerk verwerpt de valse leer als zou de staat boven haar opdracht uit de enige en totale orde van het menselijk leven vervullen en de bestemming van de kerk vervullen. De kerk moet zich niet de taak van de staat toe-eigenen en daarmee een orgaan van de staat worden. De kerk moet autonoom en geen onderdeel van de staat zijn of worden. Omgekeerd moet de staat de kerk niet willen toe-eigenen. Vandaar het accent op zelfstandigheid.
Vanwege de normatieve opvattingen moet de kerk met haar kerkrecht een voorbeeldfunctie vormen voor de overheid en andere maatschappelijke organisaties. Vanuit de Duitse context van de gebeurtenissen in de jaren dertig en veertig van de twintigste eeuw valt Barths stelling te verstaan. Anders zou dit het bezwaar oproepen dat de kerk zich verheft boven de overheid en maatschappelijke organisaties en dat zij zich als enige ideale entiteit presenteert in een imperfecte wereld. Dat zou getuigen van geestelijke arrogantie en een miskenning van de taak en de verantwoording die de overheid zelf heeft in het goddelijke plan.
PKN: de Verklaring van Barmen
In de grondleggende artikelen van de KO PKN 2023 is de bepaling opgenomen dat het belijden van de kerk niet alleen plaatsvindt ‘in gemeenschap met de belijdenis van het voorgeslacht’ zoals dit is geformuleerd in de Apostolische Geloofsbelijdenis, de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel, de geloofsbelijdenis van Athanasius, de Onveranderde Augsburgse confessie en de catechismus van Luther, in de catechismus van Heidelberg, de catechismus van Genève en de Nederlandse geloofsbelijdenis met de Dordtse leerregels, artikel I lid 4 KO PKN 2023. De kerk erkent ook ‘de betekenis van de theologische verklaring van Barmen voor het belijden in het heden’, I lid 5 KO PKN 2023‘Kerkorde’, protestantsekerk.nl/thema/kerkorde/, 15 juli 2023. Cf. Leo J. Koffeman, Het goed recht van de kerk: Een theologische inleiding op het kerkrecht, Kampen: Kok 2009, p. 16, 22, 80, 89, 188, 322.
De ruimte is hier te beperkt om nader in te gaan op de andere zeven plaatsen in de KO PKN 2023 waarin de kerk iets formuleert over de ‘overheid’.Art. 11 lid 1, Ord. 3-23-3 voetnoot 12, Ord. 11-1-5, Ord. 11-16-1, Ord. 11-21-2, Ord. 13-3-2d, Ord. 14-9-2; ‘Kerkorde’, protestantsekerk.nl/thema/kerkorde/, 15 juli 2023. Een schets leert het volgende. Op andere plaatsen in de kerkorde formuleert de kerk een en ander over haar relatie en haar taak jegens ‘machten en overheden’: ‘De kerk getuigt voor mensen, machten en overheden van Gods beloften en geboden en zoekt daarbij de samenspraak met andere kerken’ (art. I lid 6 KO PKN 2023).De aanduiding ‘machten’ komt eenmalig voor in de kerkorde van de PKN. De aanduiding ‘overheden’ komt hiernaast nog tweemaal voor in de kerkorde van de PKN, in Ord. 4-14-1 en Ord. 4-16-6; ‘Kerkorde’, protestantsekerk.nl/thema/kerkorde/, 15 juli 2023. ‘De kerk belijdt telkens opnieuw in haar vieren, spreken en handelen Jezus Christus als Heer en Verlosser van de wereld en roept daarmee op tot vernieuwing van het leven in cultuur, maatschappij en staat’ (art. I lid 6 KO PKN 2023).Vgl. Ord. 1-3-1 en 1-3-3; ‘Kerkorde’, protestantsekerk.nl/thema/kerkorde/, 15 juli 2023. Op deze wijze probeert de PKN haar relatie met de overheid vorm en inhoud te geven en in de lijn van Wagenaar recht te doen aan het profetisch spreken van de kerk.
Gerrit de Kruijf (1952-2013) wees er in zijn boek Waakzaam en nuchter op dat profetie theocratie veronderstelt en dat dit moeilijk houdbaar is als de kerk in haar profetisch spreken naar nieuwtestamentische teksten verwijst. Profetie werd in het Nieuwe Testament gezien als een verschijnsel binnen de christelijke geloofsgemeenschap. De Kruijff beschouwde profetie als ‘een leerproces van de gemeente, waarin zij tracht het evangelie te betrekken op konkrete situaties, en omgekeerd’.Jaap Firet, ‘Woord vooraf’, in: Uitspraak, tegenspraak, samenspraak: Het profetisch spreken van de kerk als pastoraal handelen, Kampen: J.H. Kok 1986, p. 7). Dat sluit aan bij de opvatting van Jaap Firet, hoogleraar Praktische Theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij stelde bij het onderzoek van zijn collega’s Jan Hendriks en Sake Stoppels naar opvattingen terzake van de kernbewapening in de jaren tachtig van de twintigste eeuw, dat profetie ‘niet zo zeer een ambtelijke als wel een gemeentelijke categorie’ is.Firet 1986, p. 7. Profetisch spreken is niet alleen een taak van ambtsdragers, maar van alle gemeenteleden.
Voor De Kruijf was het kristalhelder: de kerk moet voorzichtig zijn met het zich omhullen met de profetenmantel: ‘(…) de kerk moet bevrijd worden van de last profetisch te móeten spreken.’Gerrit G. de Kruijf, Waakzaam en nuchter: Over christelijke ethiek in een democratie, Baarn: Ten Have 1994, p. 237. Hij keerde zich tegen de institutionalisering van de profetie. De kerk moest volgens hem wel waakzaam en nuchter zijn. De Kruijf had gezien hoe de kerk in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw was vastgelopen in de kernwapendiscussie. De kerk zou zich alleen moeten wagen profetisch te spreken als de loyaliteit aan de overheid in het geding is.
Hij was niet de enige. In 1988 stelde Bert ter Schegget (1927-2001), onder verwijzing naar het rapport ‘De kerk in de sociaal-politieke spanningen’ van de ‘Raad voor de zaken van Kerk en Theologie’ uit 1975, dat de kerk en de voorganger voorzichtig moesten zijn met en in het profetisch spreken.G.H. ter Schegget, Volmacht in onmacht: Over de roeping van de christelijke gemeente in de politiek, Baarn: Ten Have 1988, p. 310. H.H. Miskotte (1932-2019) verwoordde het indringend: ‘Maar af en toe kan een kerk, een gemeente, een synode, een groep christenen in of buiten de kerk, niet anders dan in vrezen en met bevende mond iets roepen in Gods naam tegen machten en overheden, die vervuld raken van de arrogantie van de macht en machtsmisbruik en van kwaad tot erger vervallen, vrijwel steeds ten koste van armen en zwakken.’H.H. Miskotte, Pastor en profeet, Baarn: Ten Have 1992, p. 242. Naast de valkuil van de bovengenoemde institutionalisering door de kerk van de profetie kan zij er ook over struikelen dat zij meent zelf immuun te zijn voor profetische kritiek.W. Huber, ‘Prophetische Kritik und demokratischer Konsens,’ in: Trutz Rendtorff (red.), Charisma und Institution, Güterloh: Gütersloher Verlagshaus G. Mohn 1985, p. 110-127. Dan raakt het profetisch spreken van de kerk verstrikt in een tunnelvisie. Dat was de realiteit van een vermaatschappelijke kerk ten tijde van de verhitte kernwapendiscussie.
De Kruijfs boek Waakzaam en nuchter verscheen in 1994, het jaar waarin het eerste paarse kabinet Kok I (1994-1998) werd gevormd. Voor het eerst sinds 1918 maakte geen confessionele politieke partij deel van het kabinet uit. Dat plaatst de vraag naar de relatie tussen kerk en overheid in de voortschrijdende seculiere samenleving in een nog ander licht. Het spreken van de kerk, als de kerk al spreekt, is altijd contextueel bepaald, maar ook voorlopig.Vgl. Heleen Zorgdrager, ‘Waar lopen al die beschouwingen nu eigenlijk op uit? Een theologisch gesprek met leerlingen van Gerrit de Kruijf’, in: Maarten den Dulk, Gerben van Manen & Gea Smit (red.), Verlegen om een goed woord: Onderweg met Gerrit de Kruijf, Zoetermeer: Boekencentrum 2013, p. 150. De kerk richt zich niet alleen op de samenleving en/of de overheid en ook niet alleen op de tijd, maar ook op de eeuwigheid.
PKN: kerk en democratische rechtsstaat
De PKN verwoordde niet alleen iets over de relatie tussen kerk en overheid als het over de Barmer Thesen gaat of in het algemeen over haar kerkorde, maar ook over haar notitie ‘De kerk en de democratische rechtsstaat’.Protestantse Kerk in Nederland, ‘De kerk en de democratische rechtsstaat – een positiebepaling: Bijdrage aan het gesprek in gemeente en kerk’, 2009. De aanleiding tot de notitie lag in het publieke debat van voor 2009 – het jaar waarin de notitie verscheen – als het ging om onderwerpen als ‘rechtsstaat, democratie en de scheiding van kerk en staat’. De kerk stelde zichzelf de vraag hoe zij haar opdracht, zoals verwoord in artikel I lid 6 KO PKN 2023 dient te verstaan, het ‘oproepen tot de vernieuwing van het leven in cultuur, maatschappij en staat’. Daarbij gaat het niet alleen om de rol van de landelijke kerk, maar ook die van de plaatselijke gemeente, op bijvoorbeeld het diaconale terrein in samenwerking met de lokale overheid.Cf. Koffeman 2009, p. 307-324. Op deze wijze probeert de PKN uitdrukking te geven aan Ord. 1-3-6 KO PKN 2023: ‘De generale synode laat zich in de regel, wanneer zij een getuigenis tot overheid en volk doet uitgaan, bijstaan door de organen van de kerk die op het desbetreffende terrein werkzaam zijn. Zij zoekt daarbij naar mogelijkheden dit getuigenis samen met andere kerken te doen uitgaan.’‘Kerkorde’, protestantsekerk.nl/thema/kerkorde/, 17 juli 2023.
Een zodanige notitie heeft, voor zover mij bekend, de NGK niet. Dat kan ook (nog) niet, omdat zij nog maar kort bestaat. Maar, haar rechtsvoorgangers, de GKv en de oude NGK, hadden ook niet een soortgelijke notitie. Er was vanouds een gerichtheid op het eigen kerkverband en op theologische zaken. Uit de KO GKv 1978 en GKv 2014-2022 kwam al naar voren dat de GKv wel kerkordelijk vastlegde hoe zij de verhouding met de overheid zag. In verbondenheid met artikel 28 DKO 1619 formuleerde artikel 27 KO GKv 1978 dat de ambtsdragers de gemeenteleden voorhouden om gehoorzaamheid en eerbied te betrachten naar de overheid als dienaresse van God, en ook dat de ambtsdragers de gemeenteleden hierin voorgaan. Op deze wijze dienden zij na te streven dat de overheid ‘de dienst van de kerk wettig beschermt’.‘Artikel 27 Ambtsdragers en overheid’, kerkrecht.nl/node/119, 18 juli 2023. Hierin komt de roeping van zowel de kerk als de overheid tot uitdrukking en het wederzijdse verwachtingspatroon zoals artikel 28 DKO1619 dit had gecodificeerd.
In de KO GKv 2014-2022 was het bovengenoemde artikel A5 opgenomen, maar niet in de KO NGK 2023. Niettemin, de relatie tussen kerk en overheid is in de NGK onverminderd van belang, zij het op andere manier dan in de KO GKv 2014-2022. Er valt op nog iets anders te wijzen. De NGK maakt deel uit van het Interkerkelijke Contact in Overheidszaken (CIO).‘Plenair’, cioweb.nl/plenair/, 19 juli 2023. Bovendien kent zij een Commissie relatie overheid.‘Commissie relatie overheid’, ngk.nl/commissie-relatie-overheid/, 19 juli 2023. Ondanks een gerichtheid op de binnenkerkelijke zaken is de NGK ook gericht op haar omgeving. Daarbij hoort ook een groeiende gerichtheid op de samenleving en de overheid. Indien nodig kan de NGK de overheid aanspreken in het CIO en/of vanuit de Commissie relatie overheid, maar het omgekeerde is niet ondenkbaar: de overheid spreekt de kerken aan. Vanuit een positiever perspectief beredeneerd: kerken en overheid zijn in dialoog en (onder)houden contact. Het moet daarbij niet alleen gaan over het aanspreken van de overheid door de kerk, maar ook om het samen spreken van kerk en overheid, hoe goed theologen het ook kunnen verwoorden. Het moet immers ook gaan om het concreet handelen in de praktijk van alledag, niet alleen van de overheid, maar ook van de kerken.
In de KO GKv 2014-2022 kwam een afzonderlijk artikel A5 voor dat over de relatie tussen kerk en overheid ging. In de KO NGK 2023 komt de integrale tekst van artikel A5 KO GKv 2014-2022 niet voor. Artikel A5 KO GKv 2014-2022 is wel gedeeltelijk in hoofdstuk G KO NGK 2023 over extern recht ondergebracht, specifiek in artikel G1 over kerk en overheid. De Werkgroep Toekomstige Kerkorde vond het niet gepast dat de overheid een te prominente rol toebedeeld zou krijgen in de KO NGK 2023.
De NGK is zich bewust van het belang van een goede relatie met de overheid. Daarbij hoort respect voor ieders domein. Dat was ook al het geval in de GKv. Bij de ontwerpkerkorde die uiteindelijk zou leiden tot de KO GKv 2014-2022 werd de notie van het ‘profetisch spreken’ van de kerken richting de overheid overwogen. Enerzijds stelden de deputaten kerk en overheid dat dit een lastige notie is en een terughoudende rol voor de kerken te zien met het oog op een uitgebalanceerde relatie tussen kerk en overheid. Anderzijds moet het mogelijk zijn dat de kerken de overheid aanspreken bij aantasting van Gods naam en de godsdienstvrijheid. De opstellers van de KO NGK 2023 hebben een voorzichtigere en minder pretentieuze houding aangenomen door niet artikel A5.4 KO GKV 2014-2022 over te nemen waarin stond: ‘Bij ernstige openbare aantasting van Gods naam spreken de kerken de overheid daarover aan.’ Dit laat onverlet dat de NGK 2023 de overheid kan aanspreken als de naam van God wordt aangetast, maar de opstellers zijn van mening dat daar geen kerkordelijke basis voor nodig is. Ook in het CIO, het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken, spreken zij met de overheid. De NGK heeft een profetische functie met het oog op een goede relatie tussen hen en de overheid die in dienst van God staat. Ze hecht aan een kerk-overheids-model dat gericht is op coöperatie, in het besef dat er naast haar ook andere geloofsgemeenschappen bestaan. De NGK staat niet het Franse model van laicité voor, evenmin een staatskerk of bevoorrechte kerk, ook geen theocratie. De NGK is, als het goed is, niet alleen gericht op het aanspreken van de overheid. De NGK is iets behoedzamer dan de GKv. De kerken hoeven zich daarbij niet te beperken tot het profetisch spreken tegen of het aanspreken van de overheid of derden, maar kunnen zich ook richten op het profetisch-kritisch spreken tegen zichzelf en op het eigen profetisch handelen.