Jan Hallebeek
Olav Boelens
Ad van der Helm
Hansko Broeksteeg, Teunis van Kooten
Marina Molenaar
Tymen van der Ploeg
Leon van den Broeke
In hoeverre is de Fundamentele Wet van de Kerk (1980) een waardig constitutioneel document? De fundamentele wet van de kerk langs de meetlat van een staatsrechtelijk document
De Fundamentele Wet van de Kerk (beter bekend onder de Latijnse naam Lex Ecclesiae Fundamentalis) was een project in de rooms-katholieke kerk in de jaren 1965-1982. De bedoeling was om één constitutionele wet te creëren voor de Latijnse Ritus en de Oosterse geünieerde Riten.Oosterse geünieerde Riten zijn oosterse Riten die de Paus erkennen. De timing van dit project kwam op een juist moment, aangezien in dezelfde tijd gewerkt werd aan een hernieuwd Kerkelijk Wetboek voor de Latijnse Ritus (De zogenoemde Codex Iuris Canonici). Dit alles moest een uitwerking worden van het gedachtengoed van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) en de kerkelijke praktijk reguleren.
Hoewel het project met veel passie ingezet werd en er zeven schemata (feitelijk acht, maar het achtste schema is niet echt een autonoom schema te noemen) zijn verschenen, is de Lex Ecclesiae Fundamentalis (verder LEF genoemd) een zachte dood gestorven.Zie voor een uitgebreide analyse van deze Fundamentele Wet: O.G.M. Boelens, De ‘Lex Ecclesiae Fundamentalis’ een gemiste kans of een kansloze misser?, (diss. Utrecht), Zeist: eigen beheer 2002. Deze Nederlandse dissertatie is een onderzoek naar de LEF vanuit een constitutioneel en ecclesiologisch oogpunt.
Zie voor alle concepten van de LEF: O.G.M. Boelens, Synopsis ‘Lex Ecclesiae Fundamentalis’, Leuven: Peeters 2001. Deze Synopsis bevat tevens een eigen voorstel van de evangelische studiegroep uit Heidelberg onder leiding van Hans Dombois en een voorstel vanuit het instituut voor canoniek recht van de universiteit München. De redenen hiervoor waren – kort door de bocht genomen – een verwarrende discussie omtrent de begrippen constitutioneel en constitutief en een andere kijk op de schemata door canonisten en theologen. De theologen waren bang dat de LEF te onveranderlijk zou zijn en dat de goddelijke constitutie van de kerk te veel afbreuk leed. Aangezien de LEF belangrijke regels omtrent de rechten en plichten van christengelovigen én regels omtrent de hiërarchische structuur van de Latijnse Ritus bevatte, diende als gevolg van de zachte dood van de LEF meerdere canones uit het laatste LEF schema van 1980 opgenomen te worden in de nieuwe Codex Iuris Canonici van 1983.
Hoewel de LEF niet gepromulgeerd is, is Coriden van mening dat dit de beste poging tot een constitutionele verklaring voor de room-katholieke kerk is geweest.‘However, in spite of these shortcomings, the “Fundamental Law of the Church” may be the best try ever made at a constitutional statement for the church.’ (James A. Coriden, An Introduction to Canon Law, New York: Paulist Press 1991, p. 51.) Boelens gaat nog een stapje verder en stelt dat de kerk door een creatie van een waarlijk kerkelijk constitutionalisme de samenleving laat zien dat zij mensenrechten, de rechten van de gelovige en een goede rechtscultuur binnen de kerk van belang vindt.Zie Olav Boelens, ‘De functie van constitutioneel recht in de kerk’ in Tijdschrift voor Theologie 2005, afl. 45, p. 54-74.
De LEF is vooral canoniek-rechtelijk en theologisch benaderd en becommentarieerd. Het is interessant om de LEF eens te vergelijken met een staatsrechtelijk document. De LEF was bedoeld voor de gehele rooms-katholieke kerk en moest dus rekening houden met diverse culturen en tradities in de universele kerk. Dit geldt bijvoorbeeld ook – enigszins op kleinere schaal – voor het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest).
De Europese Unie wilde aanvankelijk een Europese Grondwet voor alle lidstaten. Hiervoor werd een ontwerp opgesteld en voorgelegd aan de Europese Raad, die dit ontwerp goedkeurde in 2004. Echter deze grondwet is niet door het ratificatieproces gekomen, aangezien de bevolking in Frankrijk en Nederland in referenda de grondwet verwierpen. In 2007 werd dan ook besloten af te zien van deze grondwet. In plaats hiervan werd Het Verdrag van Lissabon (13 december 2007) getekend en twee jaar later trad het in werking nadat het volledige ratificatieproces was afgerond. Volgens sommigen is het verschil tussen de beoogde Europese Grondwet en dit Verdrag van Lissabon niet erg groot. Hoewel niet verder ingegaan wordt in dit artikel op de Europese Grondwet of het Verdrag van Lissabon, is het interessant om te zien dat ook in democratische rechtsstaten het niet altijd eenvoudig is om tot een constitutioneel verdrag te komen.
In Het Verdrag van Lissabon valt te lezen in artikel 6.1 ‘De Unie erkent de rechten, vrijheden en beginselen die zijn vastgesteld in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 7 december 2000, als aangepast op 12 december 2007 te Straatsburg, dat dezelfde rechtskracht als de Verdragen heeft.’ Interessant nu is om de LEF te vergelijken met dit Handvest. Het eerste is een typisch kerkelijk document en het tweede een typisch burgerlijk staatsdocument. In hoeverre komen ze overeen of verschillen ze met elkaar?Natuurlijk had de LEF ook vergeleken kunnen worden met bijvoorbeeld het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM/1950), maar er is bewust gekozen voor een recenter verdrag dat de grondrechten voor Europa behandelt. Ook vooral om dat het Handvest een uitvloeisel is van een mislukte poging tot het komen van een grondwet voor Europa, waar de LEF een mislukte poging is geweest om tot een kerkelijke grondwet te komen.
Het volledig vergelijken van de LEF en het HandvestHet Handvest is onderverdeeld in 54 artikelen en nummers. De LEF is een meer divers onderverdeeld (Titels, Hoofdstukken, Artikelen, Canones en paragrafen). Om de vergelijking simpel te houden wordt alleen gerefereerd naar canones uit de LEF. De Canones zijn overgenomen uit het laatste schema van de LEF uit 1980 zoals gepubliceerd in de Synopsis (zie noot 2). Vertalingen van de canones zijn van Ton Meijers en ooit gepubliceerd op de Canonieke Vraagbaak Johannes Andreae. Dit was een website onder beheer van een projectgroep die het canonieke recht toegankelijk wilde maken een groot publiek. Zowel de projectgroep als de website werden gerund door mr. A.P.H. Meijers en dr. O.G.M. Boelens. De website heeft bestaan tussen 1998-2013. gaat enerzijds dit artikel te boven, anderzijds zijn niet alle artikelen van het Handvest even toepasbaar op de kerk en vice versa: niet alle canones uit de LEF zijn van toepassing op een Europese Unie. Gekeken wordt naar enkele artikelen betreffende individuele rechten (par. 2.) rechtsbescherming (par. 3.) en toepassing en wijziging van de wet of het Handvest (par. 4.). Deze elementen zijn gekozen omdat ze essentieel zijn voor een schriftelijke constitutie. In een slotbeschouwing volgt een beoordeling of deze (eerste summiere) vergelijking iets toevoegt aan een gedachtewisseling over constitutionele wetgeving in de rooms-katholieke kerk van nu.Er is gebruikgemaakt van PbEU 2016, C 202/389, eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:12016P/TXT, gezien op 13 juli 2023).
Het eerste artikel van het Handvest stelt dat de menselijke waardigheid onschendbaar is en moet worden geëerbiedigd en beschermd. Canon 3 van de LEF stelt dat de kerk van alle mensen de eigen waardigheid van de menselijke persoon erkent en verkondigt, alsmede de rechten en plichten die daaruit voortvloeien.‘Ecclesia omnium et singulorum hominum, utpote ad imaginem Dei creatorum, dignitatem humanae personae propriam recognoscit et profitetur, itemque officia et iura quae ex eadem profluunt agnoscit atque etiam.’ Waar het Handvest de menselijke waardigheid gewoon als stelling poneert, baseert de LEF dit op het feit dat de mensen schepselen naar het beeld van God zijn. Daar waar het Handvest start met de menselijke waardigheid, is het in de LEF dus pas canon 3. De eerste twee canones heeft de LEF nodig om de kerk te situeren.Het Handvest doet de situering van de Unie en het Handvest in de Preambule. De LEF bepaalt tevens in canon 9 dat er een ‘ware gelijkheid in handelen’ onder alle christengelovigen bestaat, ‘volgens de eigen situatie en de eigen taak’.‘Inter christifideles omnes, ex eorum in Christo regeneratione, vera viget aequalitas quoad dignitatem et quoad actionem, qua cuncti, unusquisque quidem secundum propriam condicionem propriumque munus.’ De eigen situatie en taak verwijzen naar het onderscheid in de kerk tussen clerici, leken en religieuzen.
De artikelen 2 tot en met 5 in het Handvest beschrijven het recht op leven, het recht op menselijke integriteit, het verbod op de doodstraf, foltering en slavernij. Al deze rechten en verboden worden niet benoemd in de LEF. Aangezien de Kerk geen politiemacht heeft is dit wel logisch rondom zaken als doodstraf, foltering en slavernij. Echter een canon over de menselijke integriteit – zeker in het licht van de later bekend geworden misbruiken van seksueel misbruik in de kerk – zou niet hebben misstaan in de LEF.Een ander doden is wel verboden in de huidige Codex Iuris Canonici (c. 1397) en de Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (c. 1450 par. 1).
Artikel 7 van het Handvest bepaalt onder andere het recht op eerbiediging van het privéleven. In de LEF valt te lezen in canon 20 dat ‘het niemand is toegestaan om de goede naam van iemand onrechtmatig te schenden’.‘Nemini licet bonam famam qua quis gaudet illegitime laedere.’ Interessant is dat in de latere Codex van 1983 hieraan is toegevoegd ‘of het recht te schenden van wie ook om de eigen privacy te bewaren.’‘nec ius cuiusque personae ad propriam intimitatem tuendam violare.’
Artikel 8 van het Handvest stelt dat een ieder recht heeft op bescherming van zijn persoonsgegevens. In de LEF is niets te vinden over persoonsgegeven. Interessant is wel dat in een ander ontwerp ‘De Populo Dei’ (1977) – welk ontwerp diende voor de nieuwe Codex – een canon (c. 33) was opgenomen die christengelovigen het recht gaf op briefgeheim van commerciële en persoonlijke brieven.Deze canon is trouwens niet opgenomen in de latere Codex van 1983.
In artikel 9 van het Handvest wordt gesteld dat het recht om te huwen en een gezin te stichten, wordt gewaarborgd volgens de nationale wetten. Dit is dus zwakker geformuleerd dan andere rechten, vervat in bepalingen waar het Handvest de frase ‘Eenieder heeft het recht’ toepast. Dit zal te maken hebben met het feit dat huwelijken niet in alle landen op dezelfde manier georganiseerd zijn. In Nederland dient men eerst burgerlijk te huwen voordat men een kerkelijk huwelijk sluit. Andere landen stellen kerkelijk en burgerlijk huwelijk gelijk. Ook de rechten en plichten voortvloeiend uit een huwelijk zijn niet in alle EU-landen gelijk (denk aan eigendomsrechten en naamswijzigingen). Ook geeft het nationale staten de mogelijkheid om te bepalen wie met wie mag huwen. Zo is het niet in alle EU-landen toegestaan om met hetzelfde geslacht een huwelijk aan te gaan (bijvoorbeeld in Italië). De LEF bepaalt in canon 19 dat elke christengelovige het recht heeft om, immuun van iedere vorm van dwang, een levensstaat te kiezen.Christifideles omnes iure gaudent ut a quacumque coactione sint immunes in statu vitae eligendo. De levensstaten in de kerk zijn: leek (gehuwd of ongehuwd), clericus en religieus. Het huwen in de kerk is tussen een man en een vrouw, wat overigens niet in de LEF bepaald wordt maar in de afzonderlijke Codices.C. 1055 par. 1 CIC/1983 en c. 776 par. 1 CCEO/1990.
Het tiende artikel van het Handvest bepaalt dat een ieder recht op vrijheid heeft van gedachte, geweten en godsdienst. De LEF besteedt in canon 4 aandacht aan het toetreden tot de kerk. Tot de kerk toetreden dient voor allen mogelijk zijn, vrij van iedere menselijke dwang (par. 1). Daarbij heeft de kerk de plicht een ieder met de juiste gesteltenis op te nemen.C. 4 par. 1: ‘Ad Christi Ecclesiam cuncti vocantur homines (…) libertate cum polleant ideoque in accedendo ad Ecclesiam ab omni coactione humana immunes esse debent.’ C. 4 par. 2: ‘Integrum est omnibus hominibus rite dispositis ut recipiantur in Christi Ecclesiam, cui, vi divinae missionis ipsi concreditae, obligatio est eos in christifidelium communitatem assumendi.’
Artikel 12 van het Handvest geeft eenieder het recht op vereniging en artikel 16 op ondernemerschap. Deze rechten zijn ook te vinden in de LEF, te weten in de canones 15 en 16 alwaar geschreven staat dat christengelovigen het recht hebben om verenigingen te stichten en eigen ondernemingen te bevorderen en te onderhouden.
En in artikel 14 van het Handvest valt te lezen dat een ieder recht heeft op onderwijs (lid 1), waarbij verplicht onderwijs kosteloos moet zijn (lid 2) en dat ouders onderwijsinstellingen mogen oprichten overeenkomstig hun godsdienstige, levensbeschouwelijke en/of opvoedkundige overtuiging (lid 3). De LEF speelt hierop in door in canon 66 te stellen dat de kerk het recht heeft om voor de religieuze en morele vorming scholen ‘van ieder type en van ieder niveau en andere instituten voor opvoeding op te richten en te besturen’.‘Ecclesiae competit ius institutionem religiosam et moralem curandi itemque ius erigendi et dirigendi cuiusvis generis et gradus scholas aliaque educationihs instituta.’
Artikel 47 van het Handvest eerste alinea luidt: ‘Eenieder wiens door het recht van de Unie gewaarborgde rechten en vrijheden zijn geschonden, heeft recht op een doeltreffende voorziening in rechte, met inachtneming van de in dit artikel gestelde voorwaarden.’ In de LEF wordt dit in canon 22 par 1 als volgt beschreven: ‘De christengelovigen zijn bevoegd om de rechten die zij in de Kerk genieten, rechtmatig op te eisen en te verdedigen voor een bevoegd kerkelijk gerecht overeenkomstig de norm van het recht.’‘Christifidelibus competit ut iura quibus in Ecclesia gaudent legitime vindicent atque defendant in foro competenti ecclesiastico, ad normam iuris.’
Artikel 49 van het Handvest gaat over het legaliteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel inzake delicten en straffen. Niemand mag veroordeeld worden wegens handelen of nalaten dat geen strafbaar feit is, noch mag er een zwaardere straf opgelegd worden dan ten tijde van het begaan van het strafbaar feit (lid 1). De zwaarte van de straf mag tevens niet onevenredig zijn aan het strafbaar feit (lid 2). In de LEF is dit terug te vinden in c. 21: ‘De christengelovigen komt het recht toe om niet met canonieke straffen te worden gestraft, tenzij volgens de norm van de wet.’‘Christifidelibus ius est ut poenis canonicis non plectantur, nisi ad normam legis.’ En c. 22 par. 2 stelt: ‘De christengelovigen hebben ook het recht, als ze door het bevoegde gezag in een rechtsgeding worden betrokken, dat ze geoordeeld worden volgens de voorschriften van het recht, met inachtneming van de canonieke billijkheid.’‘Christifidelibus ius est quoque ut, si ad iudicium ab auctoritate competenti vocentur, iudicentur servatis iuris praescriptis, cum aequitate applicandis.’
Canon 85 van de LEF bepaalt dat de canones van LEF prevaleren boven alle verdere kerkelijke wetten, zowel op universeel als op particulier niveau. Strijdige wetten met de LEF worden afgewezen en ontberen elke kracht. Nieuwe wetten moeten volgens de voorschriften van de LEF worden toegepast. Het Handvest geeft in artikel 51 en 52 regels over het toepassingsgebied en reikwijdte van het Handvest. Uit deze artikelen valt niet op te maken dat het Handvest hogere rechtskracht heeft ten opzichte van andere verdragen.
Ten slotte nog canon 87 van de LEF: ‘Het hoogste gezag van de Kerk, aan wie het immers alleen toekomt om de voorschriften van deze canonieke Wet af te schaffen of te wijzigen, wordt niet geacht deze af te schaffen of te wijzigen, tenzij dit uitdrukkelijk uit een eigen wet blijkt, die volgens de norm van het recht bekendgemaakt is.’‘Auctoritas Ecclesiae suprema, cui quidem uni competit huius Legis canonicae fundamentalisl praescripta abrogare aut iisdem obrogare, non censetur eadem abhrogare aut iisdem quaedam obrogare, nisi id expresse et per legem propriam, ad normam iuris promulgatam, manifestet.’ Deze canon bepaalt dus op welke wijze de LEF gewijzigd kon worden. Het Handvest heeft geen artikel dat omschrijft hoe en of het Handvest gewijzigd kan worden, aangezien een verdrag gewoon gewijzigd wordt door een nieuw verdrag.
Vooraf kan gesteld worden dat de LEF voldoet aan de vier eisen die Tang vermeldt over een constitutie: het schriftelijk documentair karakter; de wetsvorm; de bijzondere wijze van totstandkoming en herziening; de benaming en de hogere rechtskracht.Zie G.F.M. van der Tang, Grondwetsbegrip en grondwetsidee (SI-EUR reeks), Gouda: Gouda Quint 1998, p. 43-48. De hogere rechtskracht is duidelijk bij de LEF.Dit had – als de LEF gepromulgeerd was geweest – kunnen leiden tot interessante jurisprudentie omtrent mogelijke tegenstrijdige canones uit de de CIC/1983 en de LEF. De totstandkoming was wel bijzonder te noemen, maar de herziening van de LEF is niet zo bijzonder. Immers, nu werd gesteld dat het hoogste gezag de LEF kan wijzigen. Dit is dezelfde wijze als waarmee de CIC/1983 gewijzigd kan worden.
O’Hearn voegt nog als elementen van een constitutie toe: de theorie van het basisprincipe van de staat en de wet; een beschrijving van het bestuur van het land; een omschrijving van de mensenrechten en het welzijnsrecht in het algemeen.O.J. O’Hearn, ‘The Lex Ecclesiae Fundamentalis from a Common Law Viewpoint’, Studia Canonica (5) 1971, p. 195. Het basisprincipe van de Staat wordt in de LEF natuurlijk het basisprincipe van de kerk en deze is te vinden in de canones 1 en 2 van de LEF. Het bestuur is te vinden in de canones 29-49 van de LEF. Ook de rechten van christengelovigen hebben een plek in de LEF.
Maar voldoet de LEF ook aan een volwaardige opsomming van grondrechten voor de christengelovigen? Hiertoe diende de vergelijking met het Handvest. Want, hoewel het Handvest niet beschouwd kan worden als een volwaardige constitutie – het heeft geen hogere status – heeft het Handvest wel een stevige uitwerking van grondrechten en geeft het, onder meer bij de rechter, bescherming van het individu bij schendingen van mensenrechten in de Europese Unie.
Diverse grondrechten worden geborgd in de LEF: menselijke waardigheid, privéleven, keuze van onderwijs, geen dwang bij het huwen en recht op het stichten van verenigingen. De rechtsbescherming van de christengelovige is ook aanwezig en geborgd. Ontbrekende zaken zijn canones over integriteit en persoonsgegevens en privacy.
Tevens heeft de LEF een eigen grondrecht voor de toetreding tot de kerk. Een persoon wordt in een staat automatisch burger als hij/zij/het daar geboren wordt. In de kerk ben je niet automatisch lid, maar dien je toe te treden (normaliter via de doop). De LEF bepaalt terecht dat deze toetreding vrij dient te zijn van elke dwang.
Ten slotte: het vergelijken van een kerkelijk document met een staatsrechtelijk document is enigszins onnatuurlijk. De rooms-katholieke kerk is geen democratie, maar hiërarchisch gestructureerd. Tevens is een scheiding van machten – zoals in vele landen van de Europese Unie gebruikelijk is – niet letterlijk van toepassing in de rooms-katholieke kerk. Toch is het noodzakelijk om in de kerk een zo transparant mogelijke fundamentele wet te hebben, waarin mensenrechten en andere rechten, die belangrijk geacht worden in de burgermaatschappij, aanwezig zijn.
In die zin vormde de LEF een goede basis binnen de rooms-katholieke kerk als constitutioneel kerkelijk document. De praktijk had kunnen uitwijzen welke belangrijke omissies er in het document waren of welke wijzigingen noodzakelijk zouden zijn. Zodoende blijft het een gemiste kans dat deze Lex Ecclesiae Fundamentalis nooit het licht heeft gezien binnen de kerk.