J. Krommendijk, G.B.M. de Vries
P.J. Wattel
Ne bis in idem in Luxemburg en in Straatsburg
Het EHRM neigt naar een finaliteitsstelsel; het HvJ EU daarentegen naar een belangenafweging. het EHRM leert (in Zolothukin en Mihalache) dat als er eenmaal een (bestuurlijk-punitieve of strafrechtelijke) res judicata is, een nieuwe beboeting of strafvervolging uitgesloten is, in beginsel ongeacht of die res judicata wel afschrikwekkend en doeltreffend was, wat niet wegneemt dat ‘parallelle’ administratieve en strafrechtelijke procedures mogelijk zijn mits die als één, temporeel en inhoudelijk samenhangende, ‘duale’ overheidsreactie gezien kunnen worden waarbij de ene sanctie rekening houdt met de andere. Het HvJ EU daarentegen zit (in Menci en Akerberg Fransson) op een rekkelijke en fluïde evenredigheidslijn: schending van het bis in idem-verbod door heropening van een res iudicata is gerechtvaardigd als dat nodig is om de doeltreffendheid en afschrikwekkendheid van sanctionering te waarborgen, mits zoveel mogelijk afgestemd wordt tussen cumulerende consecutieve procedures en mits de overall bestraffing evenredig is aan zowel het gerechtvaardigde strafdoel als de ernst van het delict. Bij beide Hoven is het ne bis in idem thema in beweging: het EHRM lijkt (in Bajčić/Kroatië) bij te draaien naar de belangenafwegingsbenadering van het HvJ EU, terwijl diens A-G Bobek juist oproept (in de zaken Nordzucker en bpost) tot een strikt finaliteitssysteem omwille van de rechtszekerheid, maar daarbij wel verschil in beschermd rechtsgoed mee te laten wegen bij de vraag of zich een ‘idem’ voordoet.
Om toegang te krijgen tot het gehele artikel heeft u een abonnement nodig. Meer informatie over de abonnementsvormen en prijzen kunt u hier vinden.
Abonneren op dit tijdschrift