Peter-Ben Smit
Frans Koopmans
Gerrit van den Brink
André van der Braak
Adèle van der Plas
Tetty Havinga
Opperrabbijn Raphael Evers
Matthijs de Blois
Janneke Vink
Het wetsvoorstel onverdoofde rituele slacht 2.0
Net als een aantal jaar geleden buigt de politiek zich de komende tijd over een wetsvoorstel (34908) waarin voorgesteld wordt de onverdoofde slacht zonder uitzonderingen te verbieden – dus ook voor rituele slachters.In juli jl. verscheen van de hand van de auteur het boek The Open Society and Its Animals, over de positie van dieren in de democratische rechtsstaat bij Palgrave Macmillan.
E-mail: janneke.vink@ou.nl. Deze bijdrage is een bewerking van de Position Paper die Vink schreef t.b.v. het rondetafelgesprek m.b.t. wetsvoorstel 34908, Kamercommissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Tweede Kamer (25 september 2019, Den Haag).Kamerstukken II 2017/18, 34908, nr. 2 (Voorstel van wet van het lid Thieme tot wijziging van de Wet dieren in verband met de invoering van een algehele plicht tot bedwelming van dieren voorafgaand aan de slacht). In deze bijdrage wordt betoogd dat het integraal verbieden van de onbedwelmde slacht aanbevelenswaardig is. De bijdrage vangt aan met een korte toelichting op het voornoemde wetsvoorstel. Daarna volgt een toelichting op de drie overwegingen die leiden tot de visie dat het wetsvoorstel aanbeveling verdient: ten eerste lijkt er draagvlak te zijn voor het verbeteren van dierenwelzijn in algemeenheid en het verbieden van de onverdoofde slacht in het bijzonder in respectievelijk de samenleving en wetenschap, ten tweede lijkt het wetsvoorstel niet in strijd te zijn met de godsdienstvrijheid en ten derde is het handhaven van het juridische privilege van rituele slachters onhoudbaar in het licht van de uitzonderlijk gewelddadige aard van deze vorm van slacht en de verantwoordelijkheid die een moderne overheid heeft op het gebied van dierenwelzijnsbescherming.
Het hier besproken initiatiefwetsvoorstel dat aanvankelijk door het Kamerlid Marianne Thieme (PvdD) werd ingediend, maar sinds haar vertrek uit de Kamer verdedigd wordt door Esther Ouwehand (PvdD), poogt kort gezegd een einde te maken aan het juridische privilege van rituele slachters om dieren onbedwelmd te mogen slachten. Ingevolge de Europese Verordening (EG) 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden geldt namelijk in principe de verplichting om dieren voorafgaand aan de slacht te bedwelmen.Art. 4 lid 1 Europese Verordening (EG) 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden. De verordening laat echter ruimte aan lidstaten die op deze verplichting een uitzondering willen maken voor religieuze riten.Art. 4 lid 4 Europese Verordening (EG) 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden. Nederland maakt gebruik van deze mogelijkheid en de Wet dieren bevat dan ook een uitzonderingsbepaling voor de rituele slacht.Art. 2.10 lid 4 Wet dieren. Het Wetsvoorstel Ouwehand regelt dat deze uitzondering vervalt en beschrijft een overgangsregeling, zodat de onbedwelmde slacht op den duur in het geheel onwettig wordt. Qua strekking is het wetsvoorstel vergelijkbaar met het wetsvoorstel inzake de rituele slacht dat een aantal jaar geleden reeds aanhangig is geweest, maar in de Eerste Kamer uiteindelijk werd verworpen.Kamerstukken II 2007/08, 31571, nr. 2.
Het besproken wetsvoorstel verdient mijns inziens aanbeveling. De eerste overweging die aan die visie ten grondslag ligt is dat er groot draagvlak lijkt te zijn voor het in algemene zin verbeteren van dierenwelzijn(swetgeving) in de samenleving en, meer specifiek, voor het integraal verbieden van de onbedwelmde slacht onder experts. In termen van dierenwelzijn is de onbedwelmde slacht aanzienlijk nadeliger dan de reguliere, bedwelmde slacht. Wetenschappers van onder andere de Wageningen Universiteit hebben geconstateerd dat het bij bewustzijn opensnijden en laten verbloeden van dieren (de onbedwelmde rituele slacht) een veel nadeligere impact heeft op dierenwelzijn dan de verdoofde slacht. Andere gezaghebbende onderzoeksgroepen, zoals het Europees gefinancierde DIAREL, komen tot soortgelijke conclusies.A. Kijlstra & B. Lambooij, Ritueel slachten en het welzijn van dieren. Een literatuurstudie, Animal Science Group Wageningen, UR Rapport 161 (Wageningen 2008), library.wur.nl/WebQuery/wurpubs/372035; Farm Animal Welfare Council, Report on the welfare of farmed animals at slaughter or killing, juni 2003, gov.uk/government/publications/fawc-report-on-the-welfare-of-farmed-animals-at-slaughter-or-killing; K. Von Holleben e.a., Report on good and adverse practices. Animal welfare concerns in relation to slaughter practices from the viewpoint of veterinary sciences (Deliverable 1.3), DIAREL, februari 2010, dialrel.eu/images/veterinary-concerns.pdf. Om dezelfde reden richten tevens dierenartsen in binnen- en buitenland zich regelmatig tot de politiek met verzoeken een einde te maken aan de hoogst dieronvriendelijke praktijk van de onbedwelmde slacht.Federation of Veterinarians of Europe, Slaughter of Animals Without Prior Stunning (FVE Position Paper), 2002, fve.org/cms/wp-content/uploads/fve_02_104_slaughter_prior_stunning.pdf; Federation of Veterinarians of Europe, Slaughter Without Stunning and Food Labeling (Briefing Note), 2013, fve.org/cms/wp-content/uploads/030-fve-position-labeling-meat-from-animals-slaughtered-without-stunning-final.pdf; A. Hanssen, ‘130 dierenartsen: Erken gewoon de verschrikkingen van rituele slacht’, Trouw 31 mei 2018, trouw.nl/opinie/130-dierenartsen-erken-gewoon-de-verschrikkingen-van-rituele-slacht~b3952d66/.
Ook in de rest van de samenleving lijkt een groot verlangen te bestaan naar een overheid die haar verantwoordelijkheden neemt waar het op dierenwelzijn aankomt. Uit groot Europees onderzoek blijkt dat 95% van de Nederlanders het belangrijk vindt dat het welzijn van veedieren beschermd wordt, waarbij 89% van mening is dat de overheid hierin een rol dient te spelen. In vergelijking met het Europese gemiddelde vinden Nederlanders deze zaken bovengemiddeld belangrijk.Attitudes of Europeans towards Animal Welfare (Rapport ‘Special Eurobarometer 442’ i.o.v. Europese Commissie, uitvoering TNS Opinion & Social), Europese Unie, maart 2016, p. 9-10, 44-46, ec.europa.eu/commfrontoffice/publicopinion/index.cfm/ResultDoc/download/DocumentKy/71348. Bovendien is een ruime meerderheid van de Nederlanders van mening dat het welzijn van veedieren beter beschermd moet worden dan momenteel het geval is.Namelijk 66% van de Nederlanders. Attitudes of Europeans towards Animal Welfare, p. 13. Tegen deze achtergrond is het vervreemdend dat de onbedwelmde rituele slacht in Nederland nog altijd toegestaan is, terwijl dit in verscheidene andere Europese landen al lang verboden is.Zoals in Denemarken, Noorwegen, Zwitserland, Liechtenstein, België (WAL+VLG), Zweden, IJsland, Finland en Slovenië. Legal Restrictions on Religious Slaughter in Europe, Global Legal Research Center (The Law Library of Congress), maart 2018, loc.gov/law/help/religious-slaughter/religious-slaughter-europe.pdf.
Nu zegt een wetenschappelijke en democratische meerderheidsopvatting natuurlijk niet alles; wanneer potentieel grondrechten in het geding zijn moet uiteraard goed bekeken worden of individuele rechten niet in het gedrang komen. De bescherming van individuele rechten is een groot goed en zelfs (of juist) ten overstaan van een wetenschappelijke en democratische meerderheidsopvatting moet men ervoor waken dat individuele rechten niet worden geschonden. Als het Initiatiefvoorstel Ouwehand zou worden aangenomen betekent dit concreet dat religieuze slachters hun huidige privilege verliezen om dieren legaal onbedwelmd te mogen slachten. Het relevante juridische kader wordt daarmee de vrijheid van godsdienst zoals dat o.a. is opgenomen in artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Om te beoordelen of het wetsvoorstel al dan niet in strijd is met de godsdienstvrijheid zoals opgenomen in artikel 9 EVRM moet worden bezien of (vraag 1) het voorstel überhaupt binnen de reikwijdte van het desbetreffende artikel valt en voorts of (vraag 2) het voorstel een beperking van het daarin neergelegde recht op godsdienstvrijheid oplevert. Indien het wetsvoorstel niet binnen de reikwijdte valt en/of geen beperking van het recht oplevert, is een appel aan artikel 9 EVRM ongegrond en het wetsvoorstel niet in strijd met de godsdienstvrijheid. Als vragen 1 en 2 echter beide bevestigend beantwoord worden, moet daarna worden bezien of de maatregel (vraag 3a) bij wet voorzien (toegankelijk en voorzienbaar)EHRM 26 april 1979, nr. 6538/74 (Sunday Times/Verenigd Koninkrijk). is, (vraag 3b) een legitiem doel dient, en (vraag 3c) noodzakelijk in een democratische samenleving (c.q. proportioneel) is, alvorens duidelijk kan worden of er daadwerkelijk strijdigheid met de godsdienstvrijheid bestaat. De beperkte omvang van deze bijdrage laat het helaas niet toe om deze juridische toets integraal uit te voeren, maar in deze bijdrage wordt dankbaar gebruikgemaakt van een aantal eerdere onderzoeken waarin de verenigbaarheid met de godsdienstvrijheid reeds uitvoerig onderzocht is.
Het merendeel van de studies waarin (meestal ten tijde van het vorige, vergelijkbare wetsvoorstel)Kamerstukken II 2007/08, 31571, nr. 2. onderzoek is gedaan naar de verenigbaarheid van de godsdienstvrijheid met een algeheel verbod op de onbedwelmde slacht wijst uit dat een dergelijk verbod niet in strijd zou zijn met de godsdienstvrijheid zoals gewaarborgd in artikel 6 van de Grondwet, 9 EVRM, 18 IVBPR en 10 Handvest EU.Onderzochte bronnen: C. Zoethout, ‘Onverdoofd ritueel slachten,’ Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2011, afl. 3, p. 3-4; J.J.J. Sillen, ‘Over rituele slacht en rechtsvinding’, Tijdschrift voor Constitutioneel Recht 2012, p. 281-286; H-M.Th.D. ten Napel, ‘Kritiek Sillen op rechtsvinding rond ritueel slachten raakt niet de kern’, Tijdschrift voor Constitutioneel Recht 2012, p. 287-290; EHRM 27 juni 2000, ECLI:NL:XX:2000:AN6626 (Cha'are Shalom Ve Tsedek/France); T. Havinga, ‘Ritueel slachten. Spanning tussen religieuze tolerantie en dierenbescherming’, in: A. Böcker e.a. (red.), Migratierecht en rechtssociologie, gebundeld in Kees’ studies, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2008, p. 211-220; P. Cliteur, ‘Criteria voor juridisch te beschermen godsdienst’, Nederlands Juristenblad 2012, afl. 44/45, p. 3090-3096; B.T. Wallet, ‘Ritueel slachten en godsdienstvrijheid in een seculiere samenleving’, Religie & Samenleving 2013, afl. 2, p. 166-183; C.M. Zoethout, ‘Animals as Sentient Beings. On Animal Welfare, Public Morality and Ritual Slaughter’, ICL Journal 2013, afl. 7, p. 308-326; C.M. Zoethout, ‘Animal Welfare, Ritual Slaughter and the Progress in Public Morality’, in: J.W. Sap, C.M. Zoethout & G. van der Schyff (red.), Ritual Slaughter, Animal Welfare and the Freedom of Religion, Amsterdam: VU University Press 2017, p. 41-74; C.M. Zoethout, ‘Ritual Slaughter and the Freedom of Religion: Some Reflections on a Stunning Matter’, Human Rights Quarterly 2013, afl. 3, p. 651-672; F. van den Berg, ‘De prioriteit van morele toetsing. Over onverdoofd slachten, jongensbesnijdenis en intensieve veehouderij’, in: B. Rijpkema & M. Zee (red.), Bij de beesten af!, Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker 2013, p. 25-46; J. Janssen, ‘Onverdoofd slachten. Dierenwelzijnsargumenten tegen en godsdienstige argumenten voor deze slachtmethode’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2014, afl. 1, p. 34-45; G. van der Schyff, ‘Onverdoofd ritueel slachten getoetst aan het EVRM. Het Deense verbod als Europees vraagstuk’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2015, afl. 1, p. 54-68; Kamerstukken 2018/19, 34908, nr. 4; P. Cliteur, Philosophical Criteria to Identify False Religion: Why Halal Animal Slaughter, Child Marriage, Circumcision, and the Burqa are Crimes, Lewiston: Edwin Mellen Press 2018; J.W. Sap, ‘The Ban on Ritual Slaughter as a Deprivation of the Freedom of Religion’, in: Sap, Zoethout & Van der Schyff 2017, p. 11-40; G. van der Schyff, ‘Considering the Relationship between Law and Religion in the Netherlands. The Case of Ritual Slaughter’, in: Sap, Zoethout & Van der Schyff 2017, p. 75-100. Men oordeelt in die onderzoeken dat er sprake is van een gerechtvaardigde beperking van de godsdienstvrijheidZie bijvoorbeeld: C.M. Zoethout, ‘Ritual Slaughter and the Freedom of Religion: Some Reflections on a Stunning Matter’, Human Rights Quarterly 2013, afl. 3, p. 651-672. of dat er überhaupt niet gesproken kan worden van een beperking van dat recht.Zie bijvoorbeeld: J.J.J. Sillen, ‘Over rituele slacht en rechtsvinding’, Tijdschrift voor Constitutioneel Recht 2012, p. 281-286. In minderheid wordt een integraal verbod op de onverdoofde slacht onverenigbaar met de godsdienstvrijheid geacht, omdat het een disproportionele maatregel zou zijn.Zie bijvoorbeeld: G. van der Schyff, ‘Onverdoofd ritueel slachten getoetst aan het EVRM. Het Deense verbod als Europees vraagstuk’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2015, afl. 1, p. 54-68.
Dat in een meerderheid van de studies geconcludeerd wordt dat er geen strijdigheid is met de godsdienstvrijheid is niet verrassend, gelet op het bekende Cha’are Shalom-arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. In dat arrest oordeelde het Hof mild over een weigering van de Franse staat om toestemming te verlenen voor een bepaald type rituele slacht.Deze zaak betrof, voor alle duidelijkheid, niet een algeheel verbod op de onbedwelmde rituele slacht, maar het feitelijk onwettig maken van een bepaald type onbedwelmde rituele slacht dat door een bepaalde groep gelovigen geprefereerd werd. Dit neemt om hierna genoemde redenen niet weg dat het arrest wel degelijk zeer relevant is in de context van het hier besproken wetsvoorstel. Voor de betrokken Franse gelovigen had deze weigering hetzelfde gevolg als een algeheel verbod in Nederland voor gelovigen zou hebben: namelijk het niet uit mogen voeren van een vorm van rituele slacht die men om religieuze redenen wenselijk acht. In dat licht geeft dit arrest een goed beeld van wat het Hof op dit vlak toelaatbaar acht. Het Europees Hof oordeelde dat de godsdienstvrijheid van de betrokkenen niet beperkt werd (hierboven als ‘vraag 2' aangeduid) en overwoog daarbij dat betrokkenen nog steeds alle ruimte hadden om de door hen gevoelde religieuze verplichtingen na te leven, bijvoorbeeld door over te stappen op geïmporteerd vlees dat aan de desbetreffende slachtingseisen voldeed.EHRM 27 juni 2000, ECLI:NL:XX:2000:AN6626 (Cha’are Shalom Ve Tsedek/France), r.o. 80 e.v. Er wordt wel eens beweerd dat in deze uitspraak een zekere hypocrisie zou schuilen, omdat het Hof blijkens het benoemen van de mogelijkheid van import kennelijk geen moeite zou hebben met rituele slachtingen die in andere landen plaatsvinden. Deze kritiek lijkt echter misplaatst, omdat: (1) hiermee miskend wordt dat het Hof slechts oordeelt over het handelen van een staat in een concrete casus in een specifiek land en daarbij geen concreet oordeelt velt, laat staan bindende uitspraken kan doen, over praktijken in andere landen; (2) hiermee miskend wordt dat het Hof in deze zaak geen normatieve uitspraak doet over de (on)wenselijkheid van de praktijk van de rituele slacht, maar slechts beoordeeld heeft of de Franse staat in dit concrete geval rechtmatig gehandeld heeft; (3) hiermee miskend wordt dat het feit dat het type vlees dat gelovigen om religieuze redenen prefereren feitelijk voorhanden wasen bleef wel degelijk hoogst relevant is voor de juridisch ingegeven vraag of zij in hun doen en laten beperkt werden; (4) hiermee miskend wordt dat het Hof slechts een feitelijke situatie constateerde waarin vlees nu eenmaal geïmporteerd wordt en ook over die import geen normatieve uitspraak deed; (5) deze lijn van argumentatie überhaupt niet vruchtbaar lijkt omdat het ultiem tot de vervreemdende conclusie leidt dat als moreel-juridische vooruitgang niet in alle landen tegelijkertijd plaatsvindt, deze dan kennelijk ‘hypocriet’ is. Ook verduidelijkte het Hof dat als er al een beperking van het recht op godsdienstvrijheid zou zijn geweest (quod non), dat dat dan een gerechtvaardigde beperking zou zijn geweest en er ook dan geen sprake zou zijn geweest van strijdigheid met de godsdienstvrijheid (de hierboven genoemde vragen 3a-3c zouden in dat geval kortom bevestigend beantwoord moeten worden volgens het Hof).EHRM 27 juni 2000, ECLI:NL:XX:2000:AN6626 (Cha’are Shalom Ve Tsedek/France), r.o. 84 e.v. De rechtsregel die uit dit arrest gedestilleerd zou kunnen worden is kortom: als een gelovige, ondanks een verbod op de rituele slacht, toch toegang heeft tot het type vlees dat hij om godsdienstige redenen prefereert (bijv. door dat vlees te importeren) is er geen inmenging en dus geen strijdigheid met de godsdienstvrijheid uit art. 9 EVRM.
Waar men in dit dossier kortom voor moet waken is algehele verlamming zodra het woord ‘godsdienstvrijheid’ in de mond genomen wordt. De vrijheid van religie is een belangrijk grondrecht dat geborgd moeten worden tegenover meerderheidsopvattingen, maar het is geen toverformule. Het is een grondrecht waarop goed gegronde en proportionele beperkingen mogelijk zijn – als er in dit verband dus al van een beperking gesproken zou moeten worden. Het feit dat meerdere Europese landen reeds een algemeen verbod op de onverdoofde slacht kennen lijkt er tevens op te duiden dat een integraal verbod verenigbaar is met de godsdienstvrijheid zoals beschermd in o.a. artikel 9 EVRM.Legal Restrictions on Religious Slaughter in Europe 2018.
De derde overweging die leidt tot aanbeveling van de wetswijziging is dat het handhaven van de uitzonderingspositie voor rituele slachters om twee redenen onhoudbaar is. In de eerste plaats omdat die juridische uitzonderingspositie een curieus voorbeeld is van recht dat een uitzonderlijk gewelddadige handeling beschermt. De regelgeving omtrent de onbedwelmde rituele slacht is wat dat betreft een vreemde eend in de bijt. Het recht beschermt doorgaans slachtoffers van geweld en dient er onder andere toe het leed in de wereld te verkleinen, of – wanneer dat te ambitieus is – op zijn minst niet te laten toenemen. In dit geval, echter, zien wij dat een excessief gewelddadige handeling – het opensnijden en laten verbloeden van een dier dat bij bewustzijn is en dus al lijdend hevig tegen zijn naderende dood vecht – expliciete juridische bescherming geniet. Het recht beschermt in dit geval niet de slachtoffers van geweld, maar de daders van een bijzonder gewelddadige handeling die (blijkens het algemene verbod op deze vorm van slacht) al lang algemeen afkeurenswaardig bevonden is.Zie ook: Van den Berg 2013 en Cliteur 2012. Overigens komt het in het recht dat de omgang met dieren regelt vaker voor dat de daders van geweld door het recht gefaciliteerd worden, in plaats van dat het recht de slachtoffers beschermt. De onverdoofde rituele slacht is wel een van de meest gewelddadige vormen van omgang met dieren die nog legaal is en in die zin is het een juridische uitwas waarbij de bescherming van de dader des te kwalijker is.
De tweede reden waarom het handhaven van de uitzonderingspositie voor rituele slachters onhoudbaar is heeft te maken met het toenemende besef dat moderne overheden bepaalde verantwoordelijkheden hebben ten aanzien van de dieren onder menselijke zorg.Zie hierover: J. Vink, The Open Society and Its Animals, Londen: Palgrave Macmillan 2020. De wetenschappelijke constatering dat dieren geen gevoelloze machines, maar individuen met individuele belangen zijn krijgt de afgelopen jaren steeds meer weerslag in politiek en recht.G. Bolliger, ‘Constitutional and Legislative Aspects of Animal Welfare in Europe: Animal Welfare in Constitutions’, Stiftung für das Tier im Recht, 1 februari 2007; G. Bolliger, ‘Legal Protection of Animal Dignity in Switzerland: Status Quo and Future Perspectives’, Animal Law 2016, afl. 2, p. 311-395; J. Eisen, ‘Animals in the Constitutional State’, International Journal of Constitutional Law 2017, afl. 4, p. 909-954; E. Evans, ‘Constitutional Inclusion of Animal Rights in Germany and Switzerland: How Did Animal Protection Become an Issue of National Importance?’, Society and Animals 2010, afl. 3, p. 231-250; D. Favre, ‘A New Property Status for Animals: Equitable Self-ownership’, in: C.R. Sunstein & M.C. Nussbaum (red.), Animal Rights: Current Debates and New Directions, New York: Oxford University Press 2004, p. 234-250; V. Gerritsen, ‘Animal Welfare in Switzerland: Constitutional Aim, Social Commitment, and a Major Challenge’, Global Journal of Animal Law 2013, afl. 1, p. 1-15; C.E. Haupt, ‘The Nature and Effects of Constitutional State Objectives: Assessing the German Basic Law’s Animal Protection Clause’, Animal Law 2010, afl. 2, p. 213-257; M. Michel & E. Schneider Kayasseh, ‘The Legal Situation of Animals in Switzerland: Two Steps Forward, One Step Back – Many Steps to Go’, Journal of Animal Law 2011, afl. 7, p. 1-42; K.M. Nattrass, ‘“…Und Die Tiere”': Constitutional Protection for Germany’s Animals’, Animal Law 2004, p. 283-312; J.M. Neumann, ‘The Legal Status of Animals in the French Civil Code: The Recognition by the French Civil Code That Animals Are Living and Sentient Beings: Symbolic Move, Evolution or Revolution?’, Global Journal of Animal Law 2015, afl. 1, p. 1-13; R. Taylor, ‘A Step At a Time: New Zealand’s Progress Toward Hominid Rights’, Animal Law 2011, p. 35-43; S. Thompson, ‘When Apes Have Their Day in Court’, Philosophy Now december 2015/januari 2016, p. 2629; J. Vink, ‘De Democratische Rechtsstaat als Belangenweegschaal: Belangen als Grondslag voor een Politieke en Juridische Positie voor Dieren’, in: P. Lefranc & C. Ponchaut (red.), De Toegang tot de Rechter de Lege Ferenda in Milieuaangelegenheden, Mechelen: Wolters Kluwer 2017, p. 43-56; Animals as Sentient Being, Zoethout 2013; Vink 2020. De Europese Unie draagt lidstaten op om bij het formuleren en uitvoeren van beleid binnen specifieke beleidsterreinen ‘ten volle rekening [te houden] met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren’ (weliswaar met een in dit verband mogelijk relevante uitzondering voor godsdienstige riten en culturele tradities) en verscheidene landen hebben inmiddels grondwettelijk erkend dat de overheid een verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van dieren.Europese opdracht: artikel 13 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Grondwettelijke erkenningen verantwoordelijkheid voor dierenwelzijn: Bolliger 2007; Bolliger 2016; Evans 2010; Haupt 2010; Michel & Schneider Kayasseh 2011; Nattrass 2004; J. Vink, ‘Dierenwelzijn. Van Onderhandelbare Naar Grondwettelijke Waarde’, Nederlands Juristenblad 2018, afl. 26, p. 1862-1869; Vink 2020, p. 205-262. Nederland behoort wat dat betreft zeker niet tot de koplopers, maar heeft dieren inmiddels wel civielrechtelijk verlost van de ‘zaken-status’ en heeft daarnaast ook de intrinsieke waarde van dieren erkend in de Wet dieren.Artikel 3:2a Burgerlijk Wetboek en artikel 1.3 Wet dieren. Volgens de Memorie van Toelichting moet de intrinsieke waarde van dieren zo worden uitgelegd dat met hun intrinsieke belangen rekening moet worden gehouden, waarbij deze opdracht primair gericht is tot de overheid zelf (men spreekt in de wetsgeschiedenis zelfs van een ‘overheidszorg’).Kamerstukken II 2007/08, 31389, nr. 3, p. 19 (MvT); Kamerstukken I 2009/10, 31389, C, p. 4-5 (MvA); Kamerstukken I 2010/11, 31389, E, p. 2 (NMvA). De uitkomst van de belangenafweging – waarbij dus ook dierlijke belangen een rol zouden moeten spelen – moet voorts, ook voor zover het gaat om dieren, te rechtvaardigen zijn, aldus de wetsgeschiedenis.Kamerstukken I 2009/10, 31389, C, p. 5-6 (MvA). Daarbij dient de uiteindelijke uitkomst erop gericht te zijn het dier zoveel mogelijk te beschermen tegen menselijke handelingen die zijn fysieke en ethologische welzijn aantasten, aldus de Memorie van Toelichting bij de Wet dieren.Kamerstukken II 2007/08, 31389, nr. 3, p. 19 (MvT).
Het beëindigen van het juridische privilege van rituele slachters zou de uitkomst kunnen zijn van een dergelijke belangenafweging waarbij ook de belangen van dieren meegewogen zijn en waarbij getracht is dieren zoveel mogelijk te beschermen tegen menselijke handelingen die hun welzijn aantasten. Dat zou naar mijn oordeel een wenselijke uitkomst zijn: niet alleen omdat er breed draagvlak voor lijkt te zijn, maar ook omdat het een curieuze kronkel in het recht glad zou strijken en het invulling zou geven aan de verantwoordelijkheid die moderne overheden hebben ten opzichte van dieren.