Peter-Ben Smit
Frans Koopmans
Gerrit van den Brink
André van der Braak
Adèle van der Plas
Tetty Havinga
Opperrabbijn Raphael Evers
Matthijs de Blois
Janneke Vink
Quo vadis? Ratio en praktijk van de joods-religieuze slacht
De vraagstelling van dit artikel luidt:
Een kort antwoord op deze openingsvragen gaf Em. Opperrabbijn A. Schuster aan het eind van zijn inleidend artikel over de technische achtergronden van de sjechieta (zie verder onder punt 2):
‘De rituele slachting is door de joodse wet voorgeschreven. In de laatste honderd jaar is al menig maal, uiteraard door de tegenstanders, de vraag gesteld: waar worden in de Bijbel, het Oude Testament, deze voorschriften vermeld? Tot goed begrip zij er daarom op gewezen, dat de kennisbron van het historische jodendom tweeledig is: de schriftelijke leer (de Schrift) en de mondelinge leer (de overleveringen, die tegelijkertijd met de Schrift als verklaring daartoe geopenbaard en veel later op schrift gesteld zijn). Dientengevolge spreken wij steeds van Tora (de Schrift) en Traditie.
Meerdere malen worden in het Schriftwoord deels duidelijke, deels latente aanwijzingen voor de mondelinge leer aangetroffen. De rabbijnen, die zich oudtijds met de studie hiervan bezighielden, vonden de aanwijzingen voor de eisen van het slachten terug in de tekst van Deuteronomium 12:21 “....dan zult gij van de runderen .... slachten, zoals Ik u geboden heb”, terwijl nergens anders in de Schrift vermeld wordt, hoe het slachten moet gebeuren. Daaruit volgt, dat dit als mondelinge toelichting op en samen met het Schriftwoord aan Mozes moest zijn medegedeeld. Het is denkbaar, dat deze gevolgtrekking niet voor een ieder overtuigend is. Dat is evenwel niet relevant. Voor de joden, voor wie dit een goddelijke wet is en die daarnaar leven, is het bindend.’
Dit artikel bestaat uit vijf onderdelen, om juristen voldoende inzicht te geven in alle aspecten van de achtergronden van de joodse slacht in Nederland:
De joodse slacht heet sjechieta (ook wel geschreven als sjechita, zie hierna), wat in het Nederlands vertaald zou kunnen worden als: joods-religieuze slacht.
Wij hanteren deze terminologie, omdat ‘ritueel slachten’ de nadruk legt op een bepaald ‘ritueel’, terwijl het gaat om slachten volgens religieuze voorschriften.
Het joods-religieuze slachten is voor de joodse gemeenschap belangrijk omdat het een uiting is van het joodse geloof. Daarzonder kan een joodse inwoner van Nederland niet volgens de regels van het jodendom functioneren. De joods-religieuze slacht (onverdoofd, halssnede) in Nederland vindt al 400 jaar plaats.
Het dierenrecht heeft de laatste decennia veel belangstelling gekregen. Als gevolg van het darwinisme, maar zeker niet minder door de secularisatie van de maatschappij staat de stelling, dat ‘de mens belangrijker is dan het dier’ reeds jarenlang op de tocht. De grens tussen mens en dier vervaagt. Leerde de theorie van Darwin niet, dat de mens eigenlijk slechts een veredeld dier is? Steeds vaker wordt gehoord, dat dierexperimenten even verwerpelijk zijn als experimenten op mensen. ‘Heb Uw naaste lief gelijk Uw hond' wordt nog wel eens in stelling gebracht om enerzijds dierproeven te bestrijden en anderzijds om actieve euthanasie op mensen te rechtvaardigen.
In 1994 werd middelbare scholieren in Los Angeles de vraag gesteld wie zij eerder zouden redden: hun eigen hond of een vreemde man of vrouw die op het punt stond te verdrinken. Bijna zeventig procent van de scholieren zou hun eigen hond laten voorgaan. Vijfentwintig procent van studenten medicijnen, die voor dezelfde vraag stonden, kon of niet besluiten of prefereerden hun hond. De tijden lijken te veranderen.
Lang voordat de beschaving wortel had geschoten in West-Europa, had de Tora al vele richtlijnen gegeven voor onze omgang met dieren. De joodse grondwet, de Tora, wil dieren beschermen tegen wreedheid en lijden en stelt de mens verantwoordelijk voor het wel en wee van zijn dieren. Het verbod om ledematen te eten, die worden afgesneden van levende dieren, is van Bijbelse origine en geldt voor alle wereldbewoners. Wie een dier verhindert om tijdens het werk te eten, wordt gestraft wegens het overtreden van het verbod ‘Gij zult een os niet muilkorven bij het dorsen’ (Deut. 25:4). Gedurende iedere zevende jaar, het ‘Sjabbat-jaar’, moet men alle dieren vrij laten eten van de producten van de braakliggende velden (Ex. 23:11 en Lev. 25:2-7). In Exodus (23:5) wordt opgedragen een ezel, die onder zijn last dreigt te bezwijken, te ontlasten, ook indien de eigenaar een vijand is. De Talmoed (B.T. Sjabbat 128b en Bawa Metsia 32b) leidt hieruit af, dat het pijnigen van dieren een verbod uit de Tora is. Maimonides (1135-1204) en Rabbi Joseef Karo (1488-1575) namen dit over in hun respectieve wetboeken (Rotsé’ach 13:1 en Chosjen Misjpat 272:9).
In de Tien Geboden wordt ook dierenrust op de Sjabbat voorgeschreven: ‘Dan zult gij geen werk doen, noch uw rund, noch uw ezel, noch uw overige vee’ (Deut. 5:14). Uit het vers ‘en Ik zal op uw veld gras geven voor uw vee, zodat gij kunt eten en verzadigd worden’ (Deut. 11:15) wordt afgeleid, dat men eerst de dieren te eten moet geven alvorens zelf aan tafel te gaan. G’ds Voorzienigheid strekt zich uit tot al Zijn schepselen. Dat de mens hierin navolgt, wordt binnen het jodendom gezien als een vorm van imitatio Dei, het volgen in G’ds wegen.
Nachmanides (1194-1270) beschouwt het doden van dieren − behalve als dit voor de mens of voor de godsdienst noodzakelijk is − als moord. Adam en Eva waren vegetariërs en in de tijd van de Masjie’ach zal deze ideale situatie weer hersteld worden. Dispensatie om vlees te eten werd de mens niet eenvoudig gegeven. Ritueel slachten met de halssnede geschiedt met een vlijmscherp mes. De slagaderen in de hals worden zo snel doorgesneden, dat vrijwel ogenblikkelijk de bloeddruk naar de hersenen wegvalt en het dier buiten bewustzijn raakt. Hoewel het ‘kosjere’ slachten vanuit kringen van dierenvrienden nogal eens beticht wordt van wreedheid, hebben wetenschappelijke onderzoeken aangetoond, dat de joodse manier van slachten zeer diervriendelijk is.
Dierenzorg en het voorkomen van dierenleed vormen belangrijke thema’s in het meer verhalende deel van de Talmoed, de Aggada. Mozes en David werden van achter de schapen uitverkoren tot leiders van het volk. Rabbi Jehoeda Hannassi (2e eeuw), de auteur van de Misjna (Mondelinge Leer), kreeg een vreselijke ziekte, enkel en alleen omdat hij geen medelijden toonde tegenover een dier dat op weg naar de slachtbank zijn toevlucht bij de bekende rabbijn had gezocht. Toen hij later wel de gepaste gevoelens kon opbrengen, werd hij weer genezen.
Dieren nodeloos pijnigen werd ten strengste verboden. Rabbi Jechezkeel Landau (1713-1793) vaart hard uit tegen jagen als sport en veroordeelt dit als een ‘heidens gebruik’, hoewel de jacht met name in de betere kringen zeer hoog in aanzien stond. Stieren- en hanengevechten werden zonder meer verboden. Wanneer dieren − al dan niet in laboratoria − alleen door de dood uit hun lijden geholpen kunnen worden, moet dit zo snel mogelijk gebeuren.
De Amerikaanse Rabbi Mosje Feinstein keurde verschillende wrede praktijken uit de ‘moderne’ bio-industrie af. Toch staat in de joodse literatuur in deze discussies de mens en niet het dier centraal. De Tora kent geen dierenrechten, alleen mensenplichten. Dierenleed berokkenen is een degradatie voor de mens. Bescherming van dieren verheft het morele karakter van een maatschappij, maar toch blijft de mens belangrijker dan het dier. Reeds in de zestiende eeuw schreef R. Mosje Isserles, dat ‘alles, wat nodig is voor de geneeskunde of voor andere belangrijke zaken, het verbod tegen dierenleed in principe terzijde schuift’ (Ewen haEzer 5:14). Verschillende autoriteiten zijn het hiermee oneens en verbieden dierexperimenten enkel en alleen voor financieel gewin. Dierproeven voor de cosmetische industrie zouden volgens de laatste mening niet geoorloofd zijn. Maar voor medisch onderzoek is veel toegestaan, hoewel dierenleed uiteraard tot een minimum beperkt moet blijven. Gebruik van dieren om mensenlevens te redden is geoorloofd en soms zelfs vereist.
Toch werden dierexperimenten niet zonder overleg met gezaghebbende rabbijnen uitgevoerd. De responsaliteratuur staat vol vragen hieromtrent van gewetensvolle individuen, waarbij ‘kosten-/batenanalyses’ vaak niet ontbreken. Sommige geleerden stonden dierproeven alleen toe, wanneer aantoonbaar was, dat de vooruitgang van de medische wetenschap hiermee gediend was.
Omdat het verbod op pijnigen van dieren uit de Tora stamt, is duidelijk, dat ook wanneer dierproeven uitgevoerd worden voor geoorloofde doelen, dierenleed tot het absolute minimum beperkt moet blijven. Dierproeven mogen alleen uitgevoerd worden als de gezochte informatie niet een op andere manier verkregen kan worden.
Samenvattend kent de joodse religie de oudste traditie op het gebied van dierenbescherming. De mens mag dieren gebruiken, maar niet misbruiken. Zowel mens als dier staat G’d ten dienste en de omgang met dieren moet passen in Zijn Scheppingsplan.Geraadpleegde literatuur: A.S. Abraham, Medical Halacha for Everyone, Jerusalem/New York: Feldheim Publishers 1977, hfst. 29; A.S. Abraham, Nisjmat Awraham, Jerusalem, 1982, deel II:28; J.D. Bleich, Contemporary Halakhic Problems, New York/Hoboken: Ktav Publishing House, inc./Yeshiva University Press 1989, III:9; J.D. Bleich, Judaism and Healing, Halakhic Perspectives, Ktav Publishing House, inc. 1981, hfst. 21; S. Cohen, Journal of Halacha and Contemporary Society, Staten Island, N.Y.: Rabbi Jacob Joseph School, deel XI, p. 19 e.v., deel XXIII, p. 33 e.v.; M. Halperin, Medicine Ethics and Jewish Law, Jerusalem: The Dr. Falk Schlesinger Inst. 1996, p. 143 e.v.; M. Halperin, Sefer haKinoes, Jerusalem: Dr. Falk Schlesinger Inst. 1996, p. 647 e.v.; F. Rosner, Modern Medicine and Jewish Ethics (2nd revised and augmented edition), Hoboken, New Jersey: Ktav Publishing House, inc., hfst. 22; M.D. Tendler, Medical Ethics, New York: Federation of Jewish Philantropies of New York, Inc. 1975, p. 57 e.v.; Zo doende 1995, Jaaroverzicht van de Sectie Dierproeven, Uitgave van Staatstoezicht op de Volksgezondheid, Veterinaire inspectie, Ministerie van VWS, p. 41. Dr. M. Godschalk, afdeling anatomie, faculteit der Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, Erasmus Universiteit, Rotterdam, attendeerde mij hierop.
Sinds bijna een eeuw worden de joden in verschillende landen van Europa belemmerd in het verkrijgen van voor hen ritueel geoorloofd − kosjer − vlees. Zo verbood Zwitserland de joodse wijze van slachten in 1893, terwijl verscheidene andere landen spoedig volgden. Elders moest door joodse instanties regelmatig voor het behoud van de in de grondwet vastgelegde vrijheid van godsdienst worden gestreden.
In Nederland was de joodse gemeenschap in 1950 genoodzaakt om in het ‘Rapport inzake het rituele slachten vanwege het Opperrabinaat voor Nederland’ ter verdediging hun methode van slachten te publiceren. In dit rapport werd er bij herhaling op gewezen, dat een groot aantal fysiologen de sjechita − de joodse rituele slachtmethode − niet inhumaan achten.
In dit verband zou ondergetekende gaarne een op het bovengenoemde onderwerp betrekking hebbende boekwerk, getiteld Shechita, religious and historical research on the jewish method of slanghter van Eli Munk, Michael L. Munk en Israel Meir Levinger en Medical aspect of shechita van Israel Meir Levinger en Eli Munk, onder uw aandacht willen brengen.
Het boek Shechita bevat de volgende hoofdstukken:
1. Shechita.
2. Halacha, de nadere joodse wetsbepalingen met betrekking tot het gebruik van vlees.
3. Wetenschap.
4. Historische en wetgevende documenten.
5. Bijlagen, waarin o.a. een uiteenzetting over de electronarcose in het slachtproces.
In het hoofdstuk ‘Wetenschap’ worden door dr. I.M. LevingerDr. I.M. Levinger promoveerde in 1961 aan de Universiteit van Zürich op het proefschrift ‘Untersuchungen zum Schächtproblemen’. De promotor was prof. dr. H. Spörri, hoofd van het Institut für Veterinärfysiologie van genoemde universiteit. Prof. Spörri schreef een voorwoord bij het hoofdstuk ‘Wetenschap’ van dr. Levinger.,dierenarts en tevens lector in de dierfysiologie aan de Bar Ilan Universiteit in Israël, nieuwe fysiologische gegevens met betrekking tot de sjechita toegevoegd, welke door hem met zeer moderne onderzoekmethoden zijn verkregen.
De volgende belangrijke passages komen in het hoofdstuk van dr. Levinger voor: de termen humaan en slachten vormen een contradictie. Geen enkele slachtmethode is humaan, want slachten is ‘wreed’. Doch omdat het slachten van dieren een noodzaak is, moet dit op zo humaan mogelijke wijze geschieden (p. 107).
Nadat het dier op de rug ligt en de hals gestrekt is, verricht de snijder — de sjochet — één snede aan de hals, waarbij de weke delen, te weten: de trachea, de oesophagus, de Aa. carotes, de Vv. jugulares, de N. sympathicus en de N. vagus worden doorgesneden. Na deze slachtbehandeling stroomt het bloed vrij uit de toegebrachte snede (p. 115).
Onmiddellijk na de snede ligt het dier even stil en treedt er stilstand van de ademhaling op. Later volgen spiercontracties en diepe in- en uit-ademingen. Direct na het toebrengen van de snede vloeit een sterke bloedstroom uit de Aa. carotes en Vv. jugulares (p. 121).
De gemiddelde duur van de bewegingloosheid na het toedienen van de halssnede bedroeg bij 32 dieren 35 seconden. Zelfs in de weinige gevallen dat de bewegingloosheid korter dan 10 seconden duurde — de kortste tijd was 8 seconden — is het onwaarschijnlijk dat de op de bewegingloosheid gevolgde spiercontracties op een pijnreactie wijzen, die het gevolg zou zijn van de toegebrachte snede. Een dier reageert binnen één à twee seconden op pijn (p. 123).
Conclusie: Als de sjechita goed wordt uitgevoerd, treedt dadelijk na het toebrengen van de halssnede een rustfase in, gedurende welke het dier geen enkele poging tot opstaan doet en waarbij ook iedere verdedigingsbeweging afwezig is. Deze rustfase wordt gevolgd door een reflectorische diepe ademhaling als gevolg van optredend zuurstofgebrek. Gedurende deze periode verdwijnt geleidelijk de cornea reflex (p. 128).
De bloedvoorziening van de hersenen geschiedt vanuit de Tr. brachiocephalicus, nadat deze zich van de aorta, onmiddellijk na het verlaten van het hart, heeft afgesplitst. Van de Tr. brachiocephalicus splitst zich de A. vertebralis af, welke zich in de richting van de kop voortzet en welke tenslotte met de A. occipitalis een anastomose vormt (p. 129-131). De eveneens van de Tr. brachiocephalicus afkomstige A. carotis communis vertakt zich in een linker en rechter A. carotis. Elke A. carotis splitst zich in drie vaten, de A. maxillaris externa, de A. carotis externa en de A. occipitalis. Deze laatste splitst zich voor de beide andere vaten uit de A. carotis af. De A. occipitalis geeft gedurende haar loop enige takken af en eindigt als een anastomose met de middelste tak van de A. vertebralis. Twee vatenstelsels, te weten de Aa. carotes en de Aa. vertebrales, voeren het arteriële bloed naar de kop. Bij de sjechita worden de Aa. carotes wel, doch de Aa. vertebrales niet doorgesneden (p. 133-134).
De arteriële bloedvoorziening van de hersenen van herkauwers geschiedt door het rete mirabile epidurale ̶ het wondernet ̶ dat zich aan de schedelbasis bevindt. Het net ontvangt voor vier/ vijfde zijn bloed uit de Aa. carotes en voor één / vijfde uit de Aa. vertebrales De volgende vragen komen nu aan de orde.
Uit proeven is gebleken dat bij afklemming van de Aa. carotes bij dieren geen volledige bewusteloosheid optreedt. Dit kan op twee manieren worden verklaard: of de bloedcirculatie past zich direct aan de nieuwe situatie aan, of de hersenen blijven bij een verminderde bloedtoevoer functioneren. Bij afklemming van de Aa. carotes en de Aa. occipitales treedt binnen tien seconden een collaps in. Na verwijdering van de klemmen herstellen de dieren (p. 141-144).
Uit deze experimenten werden de volgende conclusies getrokken: Het bloed naar de hersenen wordt voornamelijk via de Aa. maxillares internae aangevoerd. Na afklemming van de Aa. carotes krijgen de Aa. maxillares internae via de Aa. occipitales nog enig bloed van Aa. vertebrales.
Bij het doorsnijden van de Aa. carotes daalt de bloeddruk in de Aa. maxillares internae onmiddellijk. Slechts een uiterst geringe hoeveelheid bloed stroomt nog via de Aa. vertebrales naar de hersenen. Het grootste deel van het bloed, ook datgene dat door de Aa. vertebrales wordt aangevoerd vloeit, als zijnde de weg van de minste weerstand, weg uit de doorgesneden Aa. carotes. Wat eventueel nog aan bloed naar de hersenen stroomt is te gering om het bewustzijn in de hersenen te handhaven.
Uit experimenten waarbij de bloeddruk in diverse bloedvaten werd gemeten, voor en onmiddellijk na het uitvoeren van de halssnede, is gebleken dat de bloeddruk in de Aa. maxillares internae binnen vijf seconden tot nul daalde. De daling van de bloeddruk in de andere vaten verliep geleidelijker. Dit kan verklaard worden uit de snelheid waarmede het bloed uit de wond vloeit. Op andere plaatsen dan die waar het bloed met grote snelheid kan wegstromen. houdt een autonoom mechanisme een zo hoog mogelijke bloeddruk in stand (p. 154).
Het directe gevolg van sjechita is een shocktoestand. Het dier verliest binnen drie tot vijf seconden zijn bewustzijn, als gevolg van anoxie van de hersenen. Pijngewaarwording daarna is uitgesloten. De spierbewegingen na sjechita zijn het resultaat van reflexen opgewekt in de centra van het ruggemerg (p. 164).
Ook het effect van sjechita op het electroencephalogram (EEG) werd, zowel na afklemming als na het doorsnijden van de Aa. carotes onderzocht. Vastgesteld kon worden dat na afklemming van de Aa. carotes binnen drie tot zes seconden bewusteloosheid optreedt. Als de Aa. carotes worden doorgesneden zijn zelfs in de eerste seconden daarna belangrijke wijzigingen in het EEG waar te nemen: de alfa golven, die wakker zijn aangeven, veranderen vrijwel onmiddellijk in bêta en gamma golven. Deze laatste golfsoorten worden bij anesthesie aangetroffen (p. 176) (Zie ook dr. R. Hoenderken, Dissertatie 1978).
Van zijn samenvattende conclusies luidt de laatste: In vergelijking met andere slachtmethoden is sjechita op zijn minst zo humaan.
Op p. 111 en 112 geeft de schrijver een opsomming van de vijf hoofdeisen die de joodse wet aan het slachten stelt. Eén daarvan is Derassa, dat wil zeggen, dat het slachten slechts door het bewegen van het mes geschieden mag. Het mes moet zelf snijden. Neerwaartse druk op het mes is verboden. Hiermede wordt bereikt dat de arteriën en venen geopend blijven. Druk op het mes zou de bloedvaten mogelijk kunnen afklemmen. Een andere hoofdeis is Ikkoer; dat wil zeggen dat de zachte delen van de hals doorgesneden en niet doorgescheurd mogen worden. Het mes moet vlijmscherp en glad zijn. Der minste schaarde veroorzaakt scheuring van het vlees en maakt het ongeoorloofd voor gebruik.
De rituele slachting is door de joodse wet voorgeschreven. In de laatste honderd jaar is al menig maal, uiteraard door de tegenstanders, de vraag gesteld: waar worden in de Bijbel, het Oude Testament, deze voorschriften vermeld? Tot goed begrip zij er daarom op gewezen, dat de kennisbron van het historische jodendom tweeledig is: de schriftelijke leer (de Schrift) en de mondelinge leer (de overleveringen, die tegelijkertijd met de Schrift als verklaring daartoe geopenbaard en veel later op schrift gesteld zijn). Dientengevolge spreken wij steeds van Tora (de Schrift) en Traditie.
Meerdere malen worden in het Schriftwoord deels duidelijke, deels latente aanwijzingen voor de mondelinge leer aangetroffen. De rabbijnen, die zich oudtijds met de studie hiervan bezig hielden, vonden de aanwijzingen voor de eisen van het slachten terug in de tekst van Deuteronomium 12:21 ‘....dan zult gij van de runderen .... slachten, zoals Ik ugeboden heb’, terwijl nergens anders in de Schrift vermeld wordt, hoe het slachten moet gebeuren. Daaruit volgt, dat dit als mondelinge toelichting op en samen met het Schriftwoord aan Mozes moest zijn medegedeeld. Het is denkbaar, dat deze gevolgtrekking niet voor een ieder overtuigend is. Dat is evenwel niet relevant. Voor de joden, voor wie dit een goddelijke wet is en die daarnaar leven, is het bindend.
Binnen de joodse gemeenschap is zeer grote bezorgdheid ontstaan over het voornemen om de rituele slacht in te perken. Dit onderwerp raakt onze vrijheid van religie.
De joodse rituele slacht − sjechita − vindt onverdoofd plaats. Maar dit betekent niet, dat slacht door een halssnede dieronvriendelijk is. Wie heeft het hier eigenlijk over diervriendelijkheid in dit land? De bijvijlers van varkenstanden, die oordopjes nodig hebben om het gegil van de dieren maar niet te hoeven horen of de dierenvrienden, die varkens onverdoofd castreren? De joodse slacht in Nederland is zeer beperkt.
Waar de discussie eigenlijk over zou moeten gaan is het algemene concept van dieren doden. Alleen insteken op de vraag van pijn en verdoving legitimeert het − zelfs massaal en automatisch − doden van dieren. Daar hoeft dan niet meer over nagedacht te worden. Met het toekomstperspectief van de varkensflats en geautomatiseerde slacht − vetgepest erin, als worst eruit − wordt het lot van de dieren totaal ontmenselijkt.
De joodse slacht wordt uitgevoerd door hoogopgeleide en gekwalificeerde slachters; niet door particulieren of onervaren personen. Hierop wordt scherp toegezien door het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap. De slacht gebeurt in het abattoir en niet thuis. Bij ieder dier wordt de slachter toch weer geconfronteerd met de vraag of hij wel wil, mag of kan slachten.
Bovendien is nog steeds niet aangetoond, dat de dieren door de slacht met een halssnede lijden. joodse slacht is meer dan voorkomen dat bloed de hersenen bereikt. Bloed dat zich in de hersenen bevindt, verlaat direct na de insnijding het lichaam via de opengesneden bloedvaten, waardoor onmiddellijk verlies van druk in de hersenen ontstaat.
Plotselinge verlaging in de druk van de cerebrospinale vloeistof veroorzaakt in minder dan twee seconden volledige bewusteloosheid. Professor H.H. Dukes (Cornell University, VS) en dierenarts dr. I.M. Levinger (Bazel, Zwitserland) bevestigen, dat het dier binnen enkele seconden na insnijding buiten bewustzijn is. Dr. Stuart Rosen, cardioloog in het Hammersmith Hospital, Londen, VK, heeft hierover uitvoerig onderzoek verricht en bevestigt deze uitkomsten in een studie uit 2004.
Dr. Temple Grandin, Associate Professor of Animal Science aan de Colorado State University, heeft in 1994 een aantal experimenten uitgevoerd, met het doel vast te stellen of vee de halssnede voelt. Het apparaat, waarmee de kop van het dier wordt gefixeerd, werd los gehanteerd, waardoor het dier de kop nog zou kunnen bewegen tijdens de insnijding met het mes, dat van chirurgische scherpte is. Geen van de tien dieren in het experiment van Grandin reageerde of trachtte het hoofd af te wenden van het mes. Dit bracht Grandin tot het oordeel: ‘it appears the animal is not aware that its throat has been cut’.
Een vergelijkbaar experiment werd in 1992 uitgevoerd in Denemarken op twintig stieren, door dr. Flemming Bager, hoofd van het Deense Veterinaire laboratorium. Ook hier luidde de conclusie, dat de stieren niet reageerden op de insnijding: ‘the bulls were held in a comfortable head restraint with all body restraints released. They stood still during the cut and did not resist the head restraint’.
Prof. Harold Burrow, voormalig professor Veterinary Medicine van het Royal Veterinary College, Londen meldt: ‘Having witnessed the Jewish method carried out on many thousands of animals, I am unable to persuade myself that there is any cruelty attached to it. As a lover of animals, an owner of cattle and a veterinary surgeon I would raise no objection to any animal bred, reared or owned by me being subjected to this method of slaughter.’
Dr. Stuart Rosen MA, MD, FRCP, Faculty of Medicine, Imperial College, Londen bespreekt in een artikel, getiteld ‘Physiological Insights Into Shechita’, Veterinary Record 2004, afl. 24, p. 759-765 de neurofysiologische onderzoeken, die relevant zijn voor de beoordeling van pijn na kosjere slacht en concludeert: ‘shechita is a painless and humane method of animal slaughter’.
Zijn de moderne verdovingsmethoden wel zo pijnloos? Britse dierenvrienden stellen, dat de elektroshock het dier inderdaad wel verlamt maar dat dit niet per se betekent, dat het ook buiten bewustzijn is. De shock kan tot interne verwondingen leiden waardoor het dier niet meer geschikt is voor joodse consumptie. Dergelijke verwondingen ontstaan niet bij het toepassen van de joodse slachtwijze.
Bij gebruik van een schietmasker moet soms meer dan één schot worden gelost, wanneer het eerste niet accuraat is. Er bestaat bewijs dat het schot alleen paralyseert maar dat het dier bij bewustzijn blijft. De bloedtoevoer naar de hersens wordt immers niet onderbroken. Los hiervan bestaat het gevaar dat de verdovende kogel of pin contaminatie in het dier veroorzaakt, omdat de kogel/pin van dier op dier wordt toegepast.
Dr. Temple Grandin, Professor of Animal Science aan de Colorado State University USA, heeft aangetoond dat er door het schot veel adrenaline vrijkomt, waardoor de drang om te overleven alleen maar toeneemt. Adrenaline bindt de bloedvaten aan de oppervlakte af, waardoor het uitvloeien van bloed wordt beperkt. Wanneer er bloed in het karkas achterblijft, is dit schadelijk voor de kwaliteit van het vlees. Sjechita – het joodse slachten − bevordert als geen andere methode snelle en optimale uitvloei van bloed uit het lichaam.
Verdoving voor of na de slacht wordt niet toegestaan door het jodendom. De Conference of European Rabbis bevestigt, dat geen van haar aangesloten rabbijnen-leden uit alle Europese landen verdoving toestaan. Een parlementair voornemen om verdoving voor te schrijven is een rechtstreekse breuk met de Nederlandse traditie van tolerantie en godsdienstvrijheid, die al vele eeuwen oud is.De bronnen van voorgaande korte statements zijn te vinden op de website kosjerslachten.nl van het NIK. Belangrijk hierbij zijn de gegevens uit het Preliminary Report: Regenstein, Cornell, May 23, 2011, Expert Opinion on Considerations When Evaluating All Types of Slaughter: Mechanical, Electrical, Gas and Religious Slaughter And A Critical Scientific Review of Report 161: Ritual Slaughter and Animal Welfare (September, 2008); Report 398: Report on Restraining and Neck Cutting or Stunning and Neck Cutting in Pink Veal Calves (September, 2010) by the Animal Sciences Group, Wageningen UR; and the 2009 New Zealand Papers by Gibson et al., door: Joe M. Regenstein Ph.D. en gegevens van de website Shechita UK.
Geplaatst op 25 september 2019 op de website van het NIK geschreven door de heer R. Vis, secretaris van het NIK:Zie de website van het NIK, onder kosjerslachten.nl.
'De koosjere slacht staat er goed voor. Het convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten wordt goed uitgevoerd. Het vlees van onbedwelmde slacht komt niet in het reguliere circuit. Wetenschappers en dierenartsen die bepleiten dat onbedwelmde slacht moet worden verboden, baseren zich niet op onderzoek in een koosjere slachtopstelling. Een verbod op slachten volgens religieuze riten leidt tot import van vlees afkomstig van dieren die worden geslacht onder omstandigheden die we niet kennen en niet kunnen verbeteren.
Het zijn slechts enkele conclusies van het Ronde Tafelgesprek dat de Tweede Kamer vandaag hield met vertegenwoordigers van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap en andere religieuze organisaties, dierwetenschappers en dierenartsen en met een aantal rechtsgeleerden. Aanleiding is het wetsvoorstel Algeheel Verbod op Onbedwelmd Slachten dat Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren heeft ingediend.
Een van de rechtsgeleerden, mr. dr. Teunis van Kooten, wees erop dat het wetsvoorstel discriminerend is, omdat het zich specifiek op twee geloofsgemeenschappen richt. Esther Ouwehand van de Partij voor de Dieren verlangde dat Van Kooten zijn woorden terug zou nemen, maar de voorzitter honoreerde haar verzoek niet. Het bood Van Kooten de mogelijkheid om nog nadrukkelijker te betogen dat het wetsvoorstel van haar partijgenote Thieme discriminerend is. Geen van de andere rechtswetenschappers weerlegde zijn stelling. De ondervoorziter van het College voor de Rechten van de Mens, mr. dr. Jan-Peter Loof, noemde de motivering van het wetsvoorstel ‘mager’, en vertelde dat het College van oordeel is dat het wetsvoorstel geen serieuze toets bevat op proportionaliteit – proportionaliteit is beantwoording van de vraag waarom het in dit geval toelaatbaar zou zijn om het recht op vrijheid van godsdienst in te perken.
De jurist Matthijs de Blois (Universiteit Utrecht) wees erop dat niet alleen het consumeren maar ook de toepassing van de slachtmethodiek door de rechter wordt beschouwd als een vorm van belijden van de religie en daarmee onder het te beschermen recht van vrijheid van religie valt. Zijn collega dr. Tom Zwart benadrukte dat een ongeclausuleerd verbod op onbedwelmd slachten ongrondwettig is. Het is juist de taak van de Tweede Kamer, zei Zwart, om bij het beperken van vrijheden de belangen van minderheden te betrekken. Hier gebeurt het tegenovergestelde. Ook Van Kooten wees erop dat juist bepaalde bevolkingsgroepen worden geraakt en verbond hieraan het ernstige verwijt dat daarmee discriminatie ontstaat.
Tegen de opvattingen van De Blois, Loof en Van Kooten stond de opinie van prof. mr. Andre Nollkaemper (Universiteit van Amsterdam) die meent dat een algeheel verbod geen inbreuk vormt op de godsdienstvrijheid zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De eerste spreker van het Ronde Tafelgesprek was prinses Alia van Jordanië die via een digitale beeldverbinding haar overtuiging met de leden van de Vaste Kamercommissie deelde dat voorafgaande bedwelming niet in tegenspraak is met de voorschriften van de islam. Op een vraag van één van de Kamerleden of in Jordanië of ook maar één ander islamitisch land onbedwelmd slachten is verboden, antwoordde de prinses negatief.
Sinds de vestiging van de joden in Nederland
Van de in de zaal aanwezige deelnemers was Ruben Vis, alg. secretaris van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap de eerste spreker. ‘Slachten volgens de joodse riten is sinds de vestiging van de joden in Nederland een al meer dan vierhonderd jaar bestaande uiterst zorgvuldig uitgevoerde praktijk waarin steeds de modernste inzichten worden toegepast in combinatie met respect voor de traditionele slachtwijze, die steeds wordt gemoderniseerd zoals ook vastgelegd in het convenant Onbedwelmd slachten volgens religieuze riten.’
Op een vraag van een van de Tweede Kamerleden, wat voor pijn en stress een verbod op onbedwelmd slachten voor de joodse gemeenschap zou betekenen, citeerde Vis een artikel uit de Volkskrant van een dag voor het Ronde Tafelgesprek. Daar schreef de joodse student Yaniv Reijzer: ‘Joodse Nederlanders zouden nooit naar hier zijn gekomen als ze hun godsdienst niet in vrijheid konden belijden. Koosjer slachten hoort daarbij. Aan dit wetsvoorstel toetsen joodse Nederlanders of ze hier nog welkom zijn. Of dat ze zich alleen joods mogen noemen, maar niet meer joods mogen zijn. Het is voor mij onwezenlijk om me te realiseren dat de Tweede Kamer voor de vraag staat of het onze vrijheid opnieuw wil afpakken.’
Vervolgens wees Vis op de schaal waar het om gaat. Volgens het Wetsvoorstel Thieme I uit 2010 met hetzelfde oogmerk als het Wetsvoorstel Thieme II uit 2018, zouden er jaarlijks 1,5 miljoen dieren onbedwelmd worden geslacht. Uit cijfers van de NVWA uit 2018 blijkt dat het daarentegen gaat om 60.000 dieren. Daarvan betreft het minder dan 3.000 dieren volgens de joodse ritus. Dit, terwijl er in totaal 700 miljoen dieren per jaar worden geslacht.
Michael Bloemendal van de joodse Gemeente Amsterdam betoogde dat van die 700 miljoen dieren de meeste dieren die worden geslacht kippen en ander soorten pluimvee zijn en dat door toepassing van een vaste sterkte van elektrische bedwelming er geen rekening wordt gehouden met specifieke kenmerken per dier. De kip wordt bij de joodse slacht daarentegen stuk voor stuk geslacht. ‘Godverhoede dat door een verbod op onbedwelmd slachten er alleen nog bedwelmd geslacht mag worden. Dat zal een vergroting van de aantasting van het dierenwelzijn betekenen.’
Over het convenant dat tussen overheid, religieuze stromingen en de slachterijsector is gesloten, zei Vis: ‘Het NIK ziet het convenant als afspraak tussen overheid en joodse gemeenschap, dit in lijn met de breed in de Eerste Kamer aangenomen motie. Het NIK voert het convenant zorgvuldig uit, wat ook uit de cijfers blijkt. Het NIK verwacht dan ook van de overheid dat die zich eveneens houdt aan die afspraak. Er is al afgesproken dat in 2021 een evaluatie staat gepland.’
Hanneke Gelderblom van het Overleg Joden Christenen Moslims ging uitvoerig in op de misleiding in het wetsvoorstel: ‘Laat u niet sturen door misleidende populistische sentimenten. De initiatiefwet van de Partij voor de Dieren stelt dat bij de reguliere slacht veel minder sprake is van lijden. Want dieren worden verdoofd of bedwelmd. Het is misleiding om zo de rituele slacht weg te kunnen zetten als dieronvriendelijk. Bij verdoven denkt vrijwel iedereen aan narcose bij een operatie of een prik in je kaak door de tandarts. Een paar uur later ben je weer bij bewustzijn, of loop je vrolijk rond, kiespijn weg verdoving uitgewerkt. Zo werkt bedwelming of verdoving bij het slachten niet.’ Ook Michael Bloemendal noemde een aantal voorbeelden van misleiding in het wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren. ‘Het wetsvoorstel bevat een aantal pertinente onwaarheden,’ aldus Bloemendal.
De inbreng van de Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde en die van Caring Vets vormden een belangrijk onderdeel van het Ronde Tafelgesprek. Op een vraag van een Kamerlid hoe het NIK oordeelt over de positie van beide dierenartsenorganisaties wees Ruben Vis erop dat Caring Vets zich op het terrein van de religie begeeft als het stelt dat bedwelmen waarbij het dier in principe uit zijn bedwelming bij zou kunnen komen als het niet geslacht wordt, voor de religie aanvaardbaar is. Daar gaat Caring Vets niet over, zei Vis. ‘Caring Vets heeft op dit terrein geen zeggenschap en geen expertise.’
Michaël Bloemendal namens de joodse Gemeente Amsterdam dat de sjechita (slacht) feitelijk uitvoert: ‘Het wetsvoorstel van Thieme gaat voorbij aan het convenant dat sinds 1,5 jaar van kracht is. Ons verantwoordelijke rabbinaat is tot de grens tot wat volgens de joodse voorschriften is toegestaan, gegaan. De strengste indicatoren worden gebruikt om te bepalen of er na veertig seconden geschoten moet worden. Dieren kunnen dan ook nooit na veertig seconden nog bewustzijn hebben.’ Daar komt bij, aldus Bloemendal dat een dierenarts van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit-dierenarts constant, dus bij ieder dier dat wordt geslacht toezicht houdt.
Zowel de KNMvD, de Caring Vets als een wetenschapper van Wageningen Research gaan in hun oordeel dat de onbedwelmde slacht moet worden verboden uit van gepleegd onderzoek, ook praktijkonderzoek. Vis uitte zich scherp over de wetenschappelijke praktijk: ‘Alles in dat onderzoek is gevalideerd, de meetapparatuur, het gewicht van het dier, de fixatie,… . Maar alleen over de vaardigheid van de slachter en de kwaliteit van het mes weten we niets. Deze twee aspecten, de slachter en het mes, zijn in de wetenschappelijke rapporten niet gevalideerd. Terwijl die twee aspecten van het slachten het meest essentieel zijn.’ Daar komt bij, aldus Vis, dat geen van de verrichte onderzoeken betrekking heeft op de koosjere slacht. 'Op basis van deze onderzoeken wordt de Tweede Kamer gevraagd wetgeving te beoordelen.’ Onderzoeker Gerritzen, de specialist op wetenschappelijk onderzoek naar onbedwelmd slachten van Wageningen Research, moest dan ook in het Ronde Tafelgesprek toegeven dat de slacht in de onderzoeksopstelling niet als koosjer is uitgevoerd maar door reguliere halal-slachters.'
Joodse gemeenschap: argumentering wetsvoorstel algehele bedwelming heeft geen goede juridische basis, maakt gebruik van oneigenlijke, verkeerd geïnterpreteerde en suggestieve argumenten, is discriminatoir, gaat voorbij aan het recent afgesloten convenant met addendum en negeert adviezen Raad van State.
De Partij voor de Dieren heeft een initiatief wetsvoorstel ingediend om over 5 jaar de onbedwelmde slacht volgens israelitische riten (koosjer) te verbieden, een volgens haar legitieme inbreuk op de godsdienstvrijheid. De joodse gemeenschap is van mening dat:
Wij geven hier slechts een paar voorbeelden.
De Raad van State concludeert in zijn advies op het wetsvoorstel, dat ‘het wetsvoorstel .... te ver gaat in het aantasten van de vrijheid van godsdienst, zoals gewaarborgd in onder meer artikel 9 Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en acht een algeheel verbod op onverdoofd slachten een beperking waarvan de op grond van artikel 8, tweede lid EVRM vereiste noodzaak ontbreekt, mede gezien de recent in werking getreden regels ter bescherming van dieren bij rituele slacht’. De RvS onderbouwt dit onder meer met verwijzing naar nationale en internationale wetgeving en jurisprudentie. Indienster heeft (i) nagenoeg niets gedaan met de opmerkingen van de Raad van State op het wetsvoorstel, (ii) zij citeert in haar reactie selectief, suggestief en misleidend, (iii) zij bagatelliseert ten onrechte het zorgvuldig met het oog op een balans tussen dierenwelzijn en godsdienstvrijheid opgestelde convenant, (iv) zij gebruikt ten onrechte missstanden bij de reguliere bedwelmde slacht als argument om de onbedwelmde slacht te willen verbieden en (v) zij negeert de consequenties van haar voorstel, nl. dat dit in brede zin dierenleed mogelijk verergert in plaats van vermindert.