Hans Henseler, Christianne de Poot
Hans de Boer, Gisela de Heus, Rick van Rijn
De meerwaarde van postmortale radiologie bij een gerechtelijke sectie
Uit meerdere artikelen in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) volgt dat er bij een overlijden adequaat overlijdensonderzoek ingesteld moet worden. Recentelijk hebben meerdere onderzoeken de effectiviteit van het Nederlandse overlijdensonderzoek ter discussie gesteld. Een sectie, of lijkopening, is het meest sensitieve en specifieke onderzoek naar de doodsoorzaak; een dergelijk onderzoek houdt echter een forse inbreuk op de integriteit van het lichaam in. Het radiologisch onderzoeken van lijken (postmortale radiologie) is daarentegen non-invasief en de inbreuk op de integriteit van het lichaam daarmee minder vergaand. Postmortale radiologie wordt in toenemende mate ingezet binnen overlijdensonderzoek in binnen- en buitenland. Uit deze ervaring en wetenschappelijke literatuur blijkt dat postmortaal radiologisch onderzoek van grote meerwaarde kan zijn voor het overlijdensonderzoek maar ook belangrijke beperkingen kent; zo kunnen bepaalde bevindingen niet of zeer slecht worden afgebeeld. Voor een juiste inzet en interpretatie van postmortaal radiologisch onderzoek is het daarom essentieel om deze meerwaarde en beperkingen te kennen. Dit artikel beoogt in die kennis te voorzien, door onder meer aandacht te besteden aan de werking van een CT-scanner; de diagnostische waarde van postmortale radiologie en de positie van postmortale radiologie in het binnen- en buitenlandse overlijdensonderzoek.
Om toegang te krijgen tot het gehele artikel heeft u een abonnement nodig. Meer informatie over de abonnementsvormen en prijzen kunt u hier vinden.
Abonneren op dit tijdschrift