Mr. drs. J.W. Verwijs
Dr. mr. K.W. de Jong
Mr. dr. P.T. Pel
Mr. T. van Kooten
Prof. dr. A. van der Braak
Rabbijn S. Katzman, Drs. R.P. Baruch
Drs. W. van der Schee
De classispredikant als protestantse bisschop
Per 1 september 2018 trad in de Protestantse Kerk in Nederland de classispredikant in functie. Hoe voltrok zich de kerkordelijke vormgeving van de classispredikant in relatie tot de vaak gehoorde vraag naar een bisschop en eerdere voorstellen met episcopale elementen sinds 2006? Binnen de Protestantse Kerk in Nederland en zijn rechtsvoorgangers en vanuit de oecumene is in de afgelopen decennia om uiteenlopende redenen gepleit voor een bovenplaatselijke ambtsdrager of bisschoppelijke figuur. De generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland besprak enkele voorstellen in die richting. Tegelijk met een ingrijpende classicale reorganisatie introduceerde de nota Kerk 2025 – Waar een Woord is, is een weg in 2015 de classispredikant. Op grond van profiel en taakomschrijving in de uiteindelijke vormgeving kan de classispredikant een protestantse bisschop genoemd worden.
Onder het motto ‘Kerk 2025’ startte de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland in april 2015 een bezinning op de toekomst van de kerk. De nota Kerk 2025 – Waar een Woord is, is een weg uit november 2015 is hierbij richtinggevend geworden.Kerk 2025 – Waar een Woord is, is een weg 2015,
https://www.protestantsekerk.nl/kerk2025/kerk2025, geraadpleegd 14 september 2018. Deze nota biedt voorstellen om de kerkelijke organisatie af te stemmen op een kleinere omvang en op een veranderende culturele context: ‘Wanneer de organisatie gaat knellen of te veel is gebaseerd op een (kerkelijke) cultuur die is weggesleten (ook omdat er minder mensen en middelen zijn), is het tijd bakens te verzetten.’Waar een Woord is, p. 3. De sleutelwoorden zijn: transparantie, ruimte en eenvoud. De inrichting van de kerk zal zo transparant mogelijk moeten uitdrukken wat de basics van de kerk zijn, maximaal ruimte moeten geven aan de kerk en met name aan de plaatselijke gemeente, en eenvoudig moeten zijn.Waar een Woord is, p. 18-19. Een cruciaal voorstel van de nota is om in plaats van de huidige 74 classes acht regionale classes te vormen, met een vrijgestelde voorzitter:
‘De voorzitter is het persoonlijke gezicht van de regionale classis. Hij/zij weet zich verantwoordelijk voor de gemeenten en predikanten in de regio, en belichaamt de samenhorigheid van deze gemeenten. Omgekeerd ziet de regionale classis toe op het goed functioneren van de voorzitter. De voorzitter is geen “regelbaas” maar iemand met een herderlijke opdracht. Hij of zij is pastor pastorum.’Waar een Woord is, p. 21.
Een motie om deze voorzitter van de regionale classis ‘bisschop’ te noemen, kreeg bijval van de synode, maar werd ingetrokken omdat aan het woord bisschop een negatief imago kleeft, en het moderamen een notitie toezegde ‘waarin de protestantse bisschop omschreven en geprofileerd zal worden’.Protestantse Kerk, Handelingen 2015, p. 231, 233-234. Deze profielnotitie bespreek ik aan het eind van dit artikel. Terwijl de synode een officieel besluit over de benaming uitstelde, berichtten de media ‘Protestantse Kerk krijgt zijn eigen bisschop’.Zie o.m. de Volkskrant en Trouw 13 november 2015.
De nota Kerk 2025 – Waar een Woord is, is een weg geeft een beschrijving van ‘het DNA van de Protestantse Kerk’. ‘De Protestantse Kerk is kerk. Ze is ook protestants. Dat protestantse komt vooral tot uiting in het presbyteriale-synodale karakter van onze kerk.’Waar een Woord is, p. 15. Volgens de Toelichting op de kerkorde is binnen de presbyteriaal-synodale traditie een zwaar accent gelegd op de gemeente.P. van den Heuvel (red.), Toelichting op de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland, Zoetermeer: Boekencentrum 2013, p. 35. Artikel IV van de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland zet dan ook in op de gemeente die geroepen is tot de dienst aan het Woord van God en de opbouw van het lichaam van Christus. Volgens artikel V is daarnaast het ambt van Christuswege gegeven om de gemeente bij het heil te bepalen en bij haar roeping in de wereld te bewaren. Artikel VI stelt dat de leiding van de kerk is toevertrouwd aan ambtelijke vergaderingen. De Toelichting op de kerkorde concludeert: ‘De wijze waarop de verhouding van ambt en gemeente in art. V wordt getypeerd, en de manier waarop in art. VI de leiding in de kerk wordt verwoord, laat zien dat de Protestantse Kerk in Nederland staat in de presbyteriaal-synodale traditie.’Van den Heuvel 2013, p. 35-36.
De nota legt bij de beschrijving van ‘het DNA van de Protestantse Kerk’ nadruk op de plaatselijke gemeente als gemeenschap van gelovigen, terwijl het samen kerk zijn in classicale vergadering en generale synode terughoudend en beknopt is geformuleerd: ‘Naast de kerkenraadsvergadering is er dan ook de “meerdere vergadering”. “Meerdere” wil niet zeggen belangrijker of machtiger: de protestantse kerk is niet een hiërarchische kerk. Het meerdere slaat op “meer” dan de plaatselijke gemeente.’Waar een Woord is, p. 16. Op deze beschrijving van ‘het DNA’ volgen – na een toelichting op de principes van transparantie, ruimte en eenvoud – voorstellen over de organisatie en inrichting van de kerk, waaronder concrete voorstellen voor de classispredikant.
Is er binnen ‘het DNA van de Protestantse Kerk’ wel plaats voor een episcopale figuur? De nota Kerk 2025 – Waar een Woord is, is een weg stelt deze vraag niet expliciet aan de orde. Vanaf de jaren 60 van de vorige eeuw kwam een toenemend aantal theologen tot de conclusie dat de protestantse traditie het bisschopsambt niet uitsluit, en dat een bisschoppelijke figuur in protestantse kerken zelfs wenselijk is.O.a. R. Boon, Apostolisch ambt en reformatie, Nijkerk: Callenbach 1965; J. Plomp, Presbyteriaal-Episcopaal?, Kampen: Kok 1967; J. Kronenburg. Episcopus oecumenicus, Delft: Meinema 2003. Na de totstandkoming van de Protestantse Kerk in Nederland in 2004 bleef de vraag naar een episcopale figuur onverkort klinken.O.a. G. Heitink, Een kerk met karakter. Tijd voor heroriëntatie, Kampen: Kok 2007, p. 271; L.J. Koffeman, Het goed recht van de kerk. Een theologische inleiding op het kerkrecht, Kampen: Kok 2009, p. 157, 286; A. van de Beek, Lichaam en Geest van Christus. De theologie van de kerk en de Heilige Geest, Zoetermeer: Meinema 2012, p. 246-254. De motieven die deze theologen daarbij aanvoeren verschillen. Sommigen denken vooral aan een pastor pastorum, voor anderen is een katholiek kerkbesef de drijfveer. De van huis uit hervormde theoloog J. Kronenburg komt samenvattend tot vier motieven voor de invoering van een bisschop. Het eerste motief is pastoraal: de bisschop is een herder die omziet naar het volk, en is een pastor pastorum voor de predikanten; als tweede een ecclesiologisch motief: de bisschop is een verbindende figuur in de verhouding tussen kerkelijke eenheid en pluriformiteit, tussen lokale gemeente en landelijke kerk, en tussen ambtelijke vergaderingen en organisatorisch management; als derde een oecumenisch motief: de bisschop is uiting van een katholiek kerkbesef, en van verbinding met episcopale kerken; en als vierde een cultureel motief: de bisschop kan in onze cultuur een verwijzend symbool en een identificatiefiguur zijn.Kronenburg 2003, p. 225-240. Een gereformeerd ambtsrapport uit 1995 benoemt – op basis van eerdere oecumenische rapporten – wat het ambt van bisschop behelst:
Voor de kerkordelijke vormgeving van een bisschop in de Protestantse Kerk in Nederland zijn enkele voorstellen ontwikkeld, met name de figuur van ‘de classicale bisschop’.Van den Broeke 2011, p. 156-162 en H. Kronenburg, ‘Op zoek naar een bisschop voor de Protestantse Kerk in Nederland’, NTKR 2011, afl. 5, p. 49-53.
Volgens de ‘Notitie over de ambtsvisie van de Protestantse Kerk in Nederland’ (2012) beweegt de ambtsvisie van deze kerk zich in het spoor van de oecumenische consensus zoals deze is verwoord en uitgewerkt in het Limarapport van de Wereldraad van Kerken (1982) en de gespreksnotitie ‘Het ambt in de oecumenische discussie’ van de Raad van Kerken in Nederland (2005).‘Notitie over de ambtsvisie van de Protestantse Kerk in Nederland’, generale synode april 2012, p. 22. Sinds het laatste kwart van de twintigste eeuw stelt de oecumenische beweging de ambtsvraag en het bisschopsambt nadrukkelijk aan de orde. Er groeit onder meer consensus over wat de drievoudige dimensie van het ambt wordt genoemd: het kerkelijk ambt dient op een ‘persoonlijke’, ‘collegiale’ en ‘communale’ manier te worden uitgeoefend.Kronenburg 2003, p. 168-219. Bij het episcopale kerktype ligt de nadruk op de persoonlijke dimensie in de persoon van de bisschop. Het presbyteriale type benadrukt de collegiale dimensie in de ambtelijke vergaderingen. Bij het congregationalistische type valt de nadruk op de communale dimensie van de gemeentevergadering. In verschillende kerken is op één ervan te veel nadruk komen te liggen ten koste van de andere twee. In sommige kerken vragen de collegiale en communale dimensies zoveel, dat het ambt zijn persoonlijke dimensie verliest.Baptism, Eucharist and Ministry van de commissie Geloof en Kerkorde van de Wereldraad van Kerken, zie Kronenburg 2003, p. 169. Een persoonlijke ambtsuitoefening van geestelijk leiderschap op bovenplaatselijk niveau zou vanuit de optiek van de drievoudige dimensie van het ambt een goede aanvulling zijn op de gereformeerde structurering van de kerk.Vgl. E.A.J.G. van der Borght, Het ambt her-dacht. De gereformeerde ambtstheologie in het licht van het rapport Baptism, Eucharist and Ministry (Lima, 1982) van de Theologische Commissie Faith and Order van de Wereldraad van Kerken, Zoetermeer: Meinema 2000, p. 499-501. De ‘Notitie over de ambtsvisie’ laat de mogelijkheid van een persoonlijk ambt (bisschop) open, mits dit ambt wordt ondergebracht in een ambtelijke vergadering of college.‘Notitie over de ambtsvisie’, p. 30.
In de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland (PKO) ontbreekt de persoonlijke dimensie niet. Te denken valt vooral aan het ambt van predikant waarin iets bisschoppelijks valt aan te wijzen. De (inmiddels emeritus) hoogleraar kerkrecht L. Koffeman noemde dit in 1997 een ‘gelukkige inconsequentie’:L. Koffeman, ‘Gelukkige inconsequentie’, in: M. Brinkman & A. Houtepen (red.) Geen kerk zonder bisschop. Over de plaats van het ambt in de orde van de kerk, Zoetermeer: Meinema 1997, p. 186. de predikant maakt deel uit van de kerkenraad, maar is als enige bevoegd tot de bediening van Woord en sacrament,Inmiddels kan de classis ook aan kerkelijk werkers (o.g.v. ord. 3-12-6 van de Kerkorde en ordinanties van de Protestantse Kerk in Nederland, Zoetermeer: Boekencentrum 2013) en aan zogeheten pioniers (o.g.v. ord. 2-18) deze (persoonlijke) bevoegdheden toekennen binnen het werkterrein waarvoor zij zijn aangesteld. als enige bevoegd om ambtsdragers te bevestigen en speelt een sleutelrol in de kerkvisitatie.Koffeman 1997, p. 195-199. De predikant is te vergelijken met de bisschop uit de eerste eeuwen van de kerk: daar had elke gemeente haar eigen bisschop.A.A. van Ruler, Het kerkelijk ambt. Rapport van de Commissie van de Raad voor de Zaken van Kerk en Theologie van de Nederlandse Hervormde Kerk, 1967, p. 23 en 26. Verder valt bij de persoonlijke dimensie van het ambt te denken aan de leden van het moderamen van een ambtelijke vergadering aan wie de ambtelijke vergadering de uitoefening van bepaalde bevoegdheden kan delegeren (artikel VI,9 van de Protestantse Kerkorde) en de leden van het regionale college voor de visitatie die doorgaans in tweetallen optreden (ord. 10-5-1 van de Protestantse Kerkorde).
De vraag naar een bisschoppelijke figuur kwam binnen de Protestantse Kerk in Nederland eerder aan de orde in het kader van een reeks rapporten over kwantiteit, kwaliteit en betaalbaarheid van predikanten en kerkelijk werkers.Zie voor een bespreking van deze rapporten: R. Brouwer ‘Predikant 2025. De theologische visie van de kerk op het predikantschap voor de toekomst’, Kerk en Theologie 2015, afl. 4, p. 313-329. De aanleiding tot deze rapporten lag in de nieuwe uniforme traktementsregeling die werd ingevoerd bij het ontstaan van deze kerk in 2004. Doordat lagere traktementsklassen werden afgeschaft, konden kleine gemeenten voortaan minder predikantsformatie bekostigen.Pastor in beweging. De toekomst van de predikant in de Protestantse Kerk in Nederland. Tweede Rapport van de Brede studiecommissie inzake beleidsvisie predikantsbezetting, generale synode november 2006, p. 3-6. Bij drie voorstellen in deze reeks rapporten kan gesproken worden van eerdere elementen van en aanzetten in de richting van een episcopale figuur: de loopbaanontwikkeling van predikanten en de seniorpredikant uit 2006 (1), centraal werkgeverschap uit 2006 (2), en een pastor pastorum uit 2009 (3). Deze rapporten bespreek ik hierna afzonderlijk.
Het synoderapport Pastor in beweging (2006) bevat een pleidooi voor de vorming van een beroepsgroep van pastores, bestaande uit predikanten en hbo-theologen. Voor deze pastores zou een beleid van loopbaanontwikkeling zijn vereist. Verschillende instrumenten kunnen daarbij worden ingezet: permanente educatie, functioneringsgesprekken, loopbaanbegeleiding, functiedifferentiatie en beloningsdifferentiatie.Pastor in beweging, p. 9-10. De synode constateerde bij de bespreking van het rapport een gemis aan een ambtsvisie ten aanzien van deze beroepsgroep van pastores, juist waar het gaat over functioneringsgesprekken, en over een rol van de classicale vergadering en de landelijke kerk in het personeelsbeleid van de kerk: ‘Als classis en landelijke kerk een rol krijgen in het personeelsbeleid, dan zal de vraag naar de hiërarchie tussen de ambten, de vraag naar het ambt van bisschop gesteld moeten worden.’Werk in de wijngaard. Reactie van de Brede studiecommissie op de bespreking van ‘Pastor in beweging’ door de generale synode in haar vergadering van 16 november 2006, p. 4. In het vervolgrapport Werk in de wijngaard (2006) doet dezelfde commissie een voorstel om te komen tot teamvorming van predikanten en kerkelijk werkers op classicaal niveau, niet op basis van vrijwilligheid, maar op basis van beleid. De vraag is wie aan dit team leiding zal geven: ‘Zijn daarvoor bisschoppelijke bevoegdheden gewenst? Kan volstaan worden met een seniorpredikant?’Werk in de wijngaard, p. 11. In 2007 benoemde de generale synode op basis van genoemd rapport een stuurgroep die rapporteerde onder de titel De wissel voorbij: het spoor en de bielzen.De wissel voorbij: het spoor en de bielzen, rapport van de Stuurgroep ‘Werk in de wijngaard’ november 2008. Hierin zijn eerdere gedane voorstellen rond loopbaanontwikkeling en teamvorming van predikanten uitgewerkt. De loopbaanontwikkeling gaat van juniorpredikant naar basispredikant en vandaar tot seniorpredikant. Een leidinggevende seniorpredikant voert met alle leden van het team jaarlijks functionerings- en beoordelingsgesprekken. Deze seniorpredikant kan zich gespecialiseerd hebben tot leidinggevend predikant voor een team van predikanten en kerkelijk werkers. Uitgangspunt is dat predikanten zich blijven ontwikkelen, en na uiterlijk zes jaar in een andere gemeente en/of in een specialisatie aan de slag gaan.De wissel voorbij: het spoor en de bielzen, bijlage 3.2.18. De Beleidscommissie Predikanten deed in een latere fase bij betrokkenen onderzoek naar de vraag hoe beloningsdifferentiatie en loopbaanontwikkeling bij kunnen dragen aan de aantrekkelijkheid van het beroep van predikant. Tot een systeem van functiedifferentiatie in de verticale variant is het niet gekomen omdat uit het onderzoek bleek dat hiervoor onvoldoende draagvlak aanwezig was. Daarbij tekent de beleidscommissie aan:
‘Indien verticale differentiatie vanuit andere overwegingen moet worden ingezet (bijvoorbeeld het regelen van bovenplaatselijke inzet of om invloed te hebben op de kwaliteit van de beroepsuitoefening), waarin sturing en hiërarchie geïmpliceerd zijn, zal hieraan eerst een ambtstheologische discussie vooraf moeten gaan.’Met vreugde en vrucht. Loopbaanontwikkeling en Functiedifferentiatie, generale synode 14 april 2011, p. 19-20.
Een tweede als episcopaal of hiërarchisch te duiden element in de onderhavige synoderapporten is het voorstel tot centraal werkgeverschap voor alle predikanten. Centraal werkgeverschap impliceert een vorm van centrale sturing en leiding van bovenaf bij de arbeidsorganisatie van predikanten. Het rapport Werk in de wijngaard (2006) stelt voor om te laten onderzoeken wat de voor- en nadelen zijn van de invoering op termijn van het centraal werkgeverschap voor predikanten of van elementen daaruit.Werk in de wijngaard, p. 11. De door de synode benoemde stuurgroep achter het vervolgrapport De wissel voorbij: het spoor en de bielzen (2008) kiest niet voor een centraal werkgeverschap voor alle predikanten, waarbij de predikanten op detacheringsbasis verbonden worden aan een gemeente. Wel stelt die zich voor dat predikanten gevestigd worden in een gemeente waar ze voor een groot deel van hun tijd werkzaam zijn, maar ambtelijk verbonden worden aan de classis.De wissel voorbij : het spoor en de bielzen, p. 22. De stuurgroep stelt dat bij centraal werkgeverschap alle kosten in verband met ziekten, arbeidsongeschiktheid en conflicten ten laste komen van de landelijke kerk, en acht dit niet wenselijk. In de ‘Notitie over de ambtsvisie’ (2012) komen de principiële vragen rond centraal werkgeverschap voor predikanten aan de orde. De nota concludeert dat het centraal werkgeverschap in het algemeen niet op gespannen voet hoeft te staan met de principes van de vrijheid van het ambt, de zeggenschap van de gemeenten, en de gulden regel van het protestantse kerkrecht dat uitgaat van een niet-hiërarchisch stelsel van kerkregering.‘Notitie over de ambtsvisie’, p. 27-28. In 2015 bracht de Adviescommissie Rechtspositie Predikanten advies uit over de gewenste rechtspositie van de predikant.De rechtspositie van de predikant voor gewone werkzaamheden in de Protestantse Kerk in Nederland. Advies aan het moderamen van de generale synode van de Adviescommissie Rechtspositie Predikanten augustus 2015. De commissie adviseert de bestaande kerkelijke rechtspositie van de predikant te handhaven, en ontraadt een centraal werkgeverschap.De rechtspositie, p. 20. De commissie wijst op de hoge uitvoeringskosten van centraal werkgeverschap, en stelt dat de huidige kerkelijke rechtspositie het goed mogelijk maakt om vormen van flexibiliteit en mobiliteit in te voeren. Sindsdien zijn voorstellen voor een centraal werkgeverschap voor alle predikanten niet meer aan de orde geweest op de generale synode. Overigens kent de Protestantse Kerk in Nederland centraal werkgeverschap op kleine schaal in de vorm van interim-predikanten in landelijke dienst (sinds 2008)R. Brouwer, J. van Ark & J. Oortgiesen (red.), Voorganger als voorbijganger. Het interim-predikantschap van de toekomst, Zoetermeer, Boekencentrum 2013, p. 44-45. en een pool van proponenten (sinds 2013).Het beleidsplan beoogt een uitbreiding en verbreding van de predikantenpool, zie: Dicht bij het hart. Beleidsplan voor de Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland. 2017-2020, p. 13 en 22. Het lijkt erop dat hiermee een tweesporenbeleid is ingezet met twee soorten predikanten: enerzijds predikanten met de specifiek kerkelijke rechtspositie, anderzijds predikanten die als werknemer in dienst zijn van de landelijke kerk.
De Stuurgroep ‘Werk in de wijngaard’ legt in zijn eindrapport De hand aan de ploeg (2009)Definitief rapport van de Stuurgroep ‘Werk in de wijngaard’. Aangeboden aan de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland door het moderamen, generale synode april 2009. hoofdlijnen van beleid voor aan de generale synode. Men stelt voor een pastor pastorum te benoemen op het (provinciale) niveau van de algemene classicale vergadering: ‘Deze pastor pastorum begeleidt de voorzitters van de werkgemeenschappen, is verantwoordelijk voor de beoordelingsgesprekken met predikanten en kerkelijk werkers en voor de verslaglegging daarvan, en is vertrouwensfiguur van de kerkenraad in zijn/haar regio.’Definitief rapport van de Stuurgroep ‘Werk in de Wijngaard’, p. 4-5. De generale synode van april 2009 constateerde in de functieomschrijving van de pastor pastorum een spanning tussen opzicht over predikanten en pastoraat voor predikanten en wijzigde bij amendement de zinsnede ‘vertrouwensfiguur voor kerkenraden’ in ‘vertrouwensfiguur van predikanten’. Volgens de ‘Notitie over de ambtsvisie’ (2012) ging dit in tegen de oorspronkelijke gedachtegang en is de pastor pastorum te beschouwen als uitdrukking van bepaalde elementen van de dienst van episkopè.‘Notitie over de ambtsvisie’, p. 30. Indien gekozen wordt voor een persoonlijk ambt van pastor pastorum zal dit wel moeten worden ondergebracht in een ambtelijke vergadering of college: ‘Omdat episkopè ook dienst is aan de eenheid van de kerk, zal dit ambt kunnen worden ingebed in een meerdere vergadering, hetzij de classicale vergadering, hetzij de generale synode.’‘Notitie over de ambtsvisie’, p. 30-31. In het rapport Pastor pastorum (2012) concludeert de Beleidscommissie Predikanten echter dat aan de behoefte aan een vertrouwenspersoon van predikanten door reeds aanwezige en werkzame figuren binnen de kerk al ruimschoots kan worden voldaan.Pastor pastorum. Rapport van de Beleidscommissie Predikanten, generale synode november 2012, p. 3-4. De generale synode van november 2012 stemde hiermee in.Protestantse Kerk, Handelingen 2012, p. 324-331. Het voorstel tot invoering van een pastor pastorum is – evenals de voorstellen voor een seniorpredikant en een centraal werkgeverschap – een globaal voorstel gebleven: tot een concretisering en uitwerking in kerkordevoorstellen is het nooit gekomen.
Drie jaar nadat de generale synode het voorstel voor een pastor pastorum afwees, verscheen in de nota Kerk 2025 – Waar een Woord is, is een weg opnieuw een episcopale figuur: de voorzitter van de classis als persoonlijk gezicht en als pastor pastorum.Zie noot 4. In 2012 werden voor de ambtelijke inbedding van de pastor pastorum nog verschillende opties genoemd: de classicale vergadering, de generale synode of het college voor de visitatie. De nota Kerk 2025 – Waar een Woord is, is een weg presenteert de classispredikant (in de nota nog ‘voorzitter van de classis’) meteen in onverbrekelijke samenhang met de classis als ambtelijke vergadering (in de nota nog ‘regionale classis’), en met de classis als alle tot de classis behorende gemeenten, en noemt bovendien de missionaire presentie van de kerk in de regio een belangrijk aandachtspunt.Waar een Woord is, p. 21.
De kerkelijke organisatie zal volgens Kerk 2025 – Waar een Woord is, is een weg ingrijpend veranderen, om tegemoet te komen aan de wens naar ruimte, transparantie en eenvoud: er zijn voortaan slechts drie bestuurslagen. Tussen plaatselijke gemeente en landelijke kerk staan alleen classicale vergaderingen op regionale/provinciale schaal. In een lange voorgeschiedenis zijn verschillende opties eerst voorgesteld en vervolgens in praktijk gebracht. De voormalige Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland kenden vier bestuurslagen: de (wijk)kerkenraad, de classicale vergadering of classis, de provinciale kerkvergadering of particuliere synode, en de generale synode. De Evangelisch-Lutherse Kerk kende alleen kerkenraden en synode. In de aanloop naar de totstandkoming van de Protestantse Kerk in Nederland was vanaf 1976 voorgenomen om van vier tot drie bestuurslagen te komen: plaatselijk, regionaal en landelijk. De ‘Voorlopige Schets van 1984’ uit het Samen op Weg-proces biedt ruimte aan drie ambtelijke vergaderingen: (wijk)kerkenraad, classis en generale synode. De provinciale synode als bestuurslaag zou wegvallen. De classicale vergaderingen zouden volgens de ‘Schets van 1986’ in een nieuw verband gaan samenwerken ten behoeve van interclassicale taken.C. van den Broeke, Een geschiedenis van de classis. Classicale typen tussen idee en werkelijkheid (1571-2004), Kampen: Kok 2005, p. 447, 451. In lijn hiermee bepaalde de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland (2004) in artikel VI,7 dat classicale vergaderingen voor gezamenlijk te verrichten arbeid ten dienste van de gemeenten samenwerken in ‘algemene classicale vergaderingen’ (acv’s).Kerkorde en ordinanties van de Protestantse Kerk in Nederland inclusief de overgangsbepalingen, Zoetermeer: Boekencentrum 2003, ord. 4-19. De kerkorde trad in werking op 1 mei 2004. Deze acv’s werden gevormd door leden van de classicale vergaderingen, maar vormden zelf ook afzonderlijke ambtelijke vergaderingen, naast de classis en de generale synode. Zij verrichtten voornamelijk de taken die tot aan de kerkvereniging in 2004 op provinciaal niveau werden uitgevoerd.P. van den Heuvel, Toelichting op de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland, Zoetermeer: Boekencentrum 2004, p. 183. Sinds 2013 vond deze samenwerking plaats in een ‘classicaal-regionaal overlegorgaan’, dat geen ambtelijke vergadering meer was, maar een orgaan van bijstand van de classicale vergaderingen.Ord. 4-19 van de Protestantse Kerkorde, 2013; Van den Heuvel 2013, p. 196. Ook aan deze lichtere vorm van samenwerking tussen classicale vergaderingen is nu een einde gekomen. De generale synode ging in november 2016 akkoord met de vorming van elf ambtelijke vergaderingen op het zogeheten tussenniveau. Voor deze elf (aanvankelijk acht) nieuw te vormen regionale ambtelijke vergaderingen gaf de synode de voorkeur aan de benaming ‘classicale vergadering’ boven die van ‘regionale synode’.Protestantse Kerk, Handelingen 2016. Met ingang van 1 mei 2018 kwamen deze elf classicale vergaderingen in de plaats van de toenmalige 74 classicale vergaderingen, en van de samenwerkingsvormen op regionaal/provinciaal niveau. In kerkhistorisch perspectief is dit het einde van de classis als kleinschalige ambtelijke vergadering van naburige gemeenten. Hierbij vindt niet alleen schaalvergroting plaats, maar ook samenvoeging van taken die vroeger aan verschillende ambtelijke vergaderingen waren opgedragen.
De classispredikant verschilt van andere predikanten primair door de omvang van zijn of haar werkterrein: het omvat niet een of enkele gemeenten, maar alle gemeenten binnen een classis.
De notitie ‘Profiel, functieomschrijving en benoeming van de classispredikant’ (2016) plaatst de functie van classispredikant volledig in het kader van de kerntaken van de classicale vergadering:
‘De kerntaken van de regionale classicale vergadering zijn gemeenten stimuleren tot onderlinge ontmoeting en bijstand en toe te zien (episkopè) op de gemeenten van de classis. Toezien is een ambtelijke dienst van de “katholieke” kerk met het oog op de voortgang van de evangelieverkondiging en het welzijn van de geloofsgemeenschap.’De nota Kerk 2025 – Waar een Woord is, is een weg gebruikt bij de beschrijving van de classicale vergadering en de classispredikant (nog) niet de kerkelijke termen ‘episkopè’ en ‘katholiek’; deze staan wel in de vervolgnota Kerk 2025. Een stap verder, p. 7-8.
Bij de uitoefening van de kerntaken van ontmoeting, bijstand en toezien is de classispredikant het gezicht van de classicale vergadering en belichaamt hij/zij de eenheid van de kerk in de classis.Profiel, functieomschrijving en benoeming van de classispredikant, https://www.protestantsekerk.nl/actief-in-de-kerk/besturen/synode/synodeagenda, generale synode 17 en 18 november 2016, agenda en stukken, geraadpleegd 14 september 2018. In deze notitie is (uiteindelijk) gekozen voor de benaming ‘classispredikant’. De classispredikant wordt uit de dienstdoende predikanten van de landelijke kerk voor vijf jaar benoemd door de classicale vergadering, en kan eenmaal worden herbenoemd.Ord. 4-16-2 van de Protestantse Kerkorde, versie mei 2018, https://www.protestantsekerk.nl/actief-in-de-kerk/kerkorde/kerkorde-en-ordinanties, geraadpleegd 14 september 2018. Hij/zij is werkzaam als predikant in algemene dienst.Profiel, functieomschrijving en benoeming. De classispredikant valt – evenals andere predikanten in algemene dienst – rechtspositioneel onder de regeling voor de rechtspositie van de kerkelijk medewerkers met een arbeidsovereenkomst conform ord. 3-28 van de Protestantse Kerkorde. De classispredikant wordt bijgestaan door het regionale college voor de visitatie; de voorzitter van dit college wordt voor zijn/haar taak gedeeltelijk vrijgesteld.Kerk 2025 – Waar een Woord is, is een weg, p. 23-24. Overigens komt de reguliere visitatie in de huidige vorm in de voorstellen (en kerkordewijzigingen) van ‘Kerk 2025’ te vervallen, p. 23.
De aanvankelijke koppeling met het voorzitterschap van de classicale vergadering werd losgelaten. Het ging bij deze ontkoppeling om een verlichting van de taken van de classispredikant, maar het was vooral omdat het ongewenst werd geacht dat de classispredikant als voorzitter de vergadering zou leiden die ook tot taak heeft eventuele maatregelen van de classispredikant te beoordelen.Kerk 2025 Deel 1: Classis en kerkelijke presentie. Voorstel voor de tweede lezing. Rapport van het generale college voor de kerkorde aan de generale synode d.d. 21 augustus 2017.
Volgens het nieuwe kerkordeartikel ord. 4-16Protestantse Kerkorde, versie mei 2018. heeft de classispredikant (verkort weergegeven) de volgende taken en bevoegdheden:
‘– (1) De classispredikant geeft gestalte aan de verantwoordelijkheid van de classicale vergadering voor het toezien op gemeenten en ambtsdragers. (…)
– (3)Lid 2 handelt over verkiezing en benoeming van de classispredikant. De classispredikant bezoekt in de classis elke gemeente, elke predikant en elke kerkelijk werker die in het ambt of in de bediening is gesteld in de regel eenmaal per vier jaar, met het oog op het geestelijk leven van de gemeente, de wijze waarop zij gehoor geeft aan haar roeping, en de vervulling van ambten en diensten.
– (4) De classispredikant kan het regionale college voor de visitatie verzoeken een gemeente te visiteren. Het college doet verslag van deze visitatie aan het breed moderamen, dat – gehoord het advies van de voorzitter van het college – beslist over zo nodig te nemen maatregelen.
– (5) In zaken waarin het breed moderamen bevoegd is te besluiten, is in spoedeisende gevallen de classispredikant bevoegd een voorlopig besluit te nemen.
– (6) De classispredikant vertegenwoordigt de classicale vergadering, al dan niet samen met andere leden van het breed moderamen, in contacten met andere kerkgenootschappen, maatschappelijke organisaties, overheden en media in het ressort van de classis.’
De profielschets voegt onder ‘toezien’ nog een taak toe:Deze taak staat ook in besluitvoorstel onderdeel 1 van het rapport Naar een cultuur van mobiliteit. Nota met een besluitvoorstel over de mobiliteit van predikanten in relatie tot roeping, flexibiliteit, werkgelegenheid en teamwork, Werkgroep Mobiliteit Kerk 2025 15 februari 2017, p. 13-14, https://www.protestantsekerk.nl/actief-in-de-kerk/besturen/synode/synodeagenda, generale synode april 2017, geraadpleegd 14 september 2018.
‘Aandacht geven aan het welbevinden en vruchtbaar functioneren van de predikant en zo nodig mobiliteit aan de orde stellen en actief stimuleren.’
De taken en bevoegdheden van de classispredikant zoals beschreven onder ord. 4-16 maakten in de Protestantse Kerkorde zoals deze gold tot 1 mei 2018 deel uit van de taken en bevoegdheden van de classicale vergadering en het regionale college voor de visitatie. Het toezien op gemeenten en ambtsdragers was opgedragen aan de classicale vergadering,Ord. 4-15, vijfde gedachtestreepje (oud); ord. 4-15, achtste gedachtestreepje (nieuw). het bezoeken van gemeenten en predikanten aan het regionale college voor de visitatie. De classispredikant krijgt enkele beperkte bevoegdheden die voorheen waren voorbehouden aan het (breed) moderamen. Het onderhouden van contacten met andere kerkgenootschappen, maatschappelijke organisaties, overheden en media in de regio, behoorde niet tot de kerkordelijk voorgeschreven taken van de classicale vergadering. Het bespreken en stimuleren van de mobiliteit van predikanten waren in de kerkorde niet opgedragen aan een ambtelijke vergadering of kerkelijk college. Wel kent de PKO bij de voorbereiding van de verkiezing van predikanten een verplichting aan kerkenraden om ter zake advies te vragen ‘aan het daartoe aangewezen orgaan van de kerk’.Protestantse Kerkorde, ord. 3-3-1. Dit orgaan is het ‘bureau beroepingswerk’ (aldus Van den Heuvel 2013, p. 120), sinds 2013 werkzaam onder de naam ‘mobiliteitsbureau’. Voor een deel zijn de taken en bevoegdheden van de classispredikant nieuw, voor een deel is sprake van een verschuiving van ‘de vele instanties’ naar meer persoonlijk gezag.Waar een Woord is, p. 22. Acht kerkordelijke kenmerken bepalen de taak, aanstelling en werkwijze van de classispredikant:
Met deze acht kenmerken is een kerkordelijke vormgeving tot stand gekomen die aansluit bij de omschrijving van de bisschop uit het begin van dit artikel,Zie noot 14. zij het dat de belichaming van de eenheid van de kerk en de voortgang van de evangelieverkonding niet expliciet in ord. 4-16 staan vermeld.De eenheid van de kerk en de continuïteit van de verkondiging zijn expliciet te vinden in Profiel, functieomschrijving en benoeming.
Wie uitgaat van de actuele oecumenische dialogen kan de classispredikant ‘gewoon een bisschop’ noemen.L.J. Koffeman in zijn afscheidsrede als hoogleraar kerkrecht en oecumene aan de PThU: ‘Wij kunnen de classispredikant “gewoon bisschop” noemen omdat deze veel lijkt op het profiel van de bisschop zoals die vandaag de dag in oecumenische dialogen naar voren komt.’ theoluniv.ub.rug.nl/52/1/Koffeman_Afscheidsrede_28aug15.pdf, geraadpleegd 14 september 2018, p. 17. Wie de vergelijking maakt met de rooms-katholieke bisschop, met zijn liturgische en sacramentele taken, zijn leergezag en zijn kerkelijke bestuursmacht,Zie over de rooms-katholieke bisschop: T. Meijers, Compendium van het katholiek canoniek recht. Deel I Inleiding en volk Gods, Nijmegen: Valkhof Pers 2013, p. 144-154. kan de classispredikant beter typeren als ‘protestantse bisschop’.
Hoe voltrok zich de kerkordelijke vormgeving van de classispredikant in relatie tot de vaak gehoorde vraag naar een bisschop en in relatie tot eerdere voorstellen aan de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland sinds 2006? In de synodale rapporten en bij de besluitvorming over de invoering van de classispredikant zijn de verschillende motieven voor invoering van een bisschoppelijke figuur niet expliciet aan de orde gesteld. De nota Kerk 2025 – Waar een Woord is, is een weg knoopt niet aan bij de vraag naar een bisschop uit de afgelopen decennia.In Kerk 2025 – Waar een Woord is, is een weg komt het woord bisschop niet voor. Het pastorale motief en het ecclesiologische motief zijn in de beschrijvingen niettemin aantoonbaar aanwezig.Zoals in de beschrijvingen ‘het persoonlijke gezicht’ en ‘belichaamt de samenhorigheid’, zie noot 4. De vervolgnota Kerk 2025. Een stap verder bevat vanwege de inhoud van de functie een overweging over een eventuele benaming als bisschop: ‘Vanwege het profiel dringt zich sterk de titel predikant-bisschop op. Het nadeel is echter dat er voor velen in onze kerk associaties mee worden opgeroepen, die weerstand tegen de titel geven.’Kerk 2025. Een stap verder, p. 16-17. Hiermee is impliciet wel gezegd dat de classispredikant de kenmerken van een bisschop vertoont.
Een ‘presbyteriaal-synodaal DNA’ hoeft volgens protestantse pleitbezorgers voor een bisschop, en ook volgens de ‘Notitie over de ambtsvisie’, een episcopale figuur niet uit te sluiten. Ook zou het mogelijk zijn aan het presbyteriaal-synodaal kerktype episcopale elementen toe te voegen.Koffeman 2009, p. 43; Kronenburg 2003, p. 33-34. Een dergelijke toevoeging was in de nota’s en de besluitvorming op de synode niet aan de orde. Het antihiërarchische beginsel van het gereformeerde kerkrecht werkt kennelijk nog altijd door in een reserve ten aanzien van de toekenning van bevoegdheden aan enkelingen, zoals bleek uit de bezwaren tegen de voorstellen voor een seniorpredikant en een pastor pastorum.
‘Zo groeide, door deze historische ervaring, in de gereformeerde traditie een dubbele houding tegenover het ambt in de kerk: enerzijds een blijvende alertheid, terughoudendheid en kritische attitude tegenover het ambt als potentieel instrument van machtsmisbruik, anderzijds het inzicht dat het zonder ambtelijke leiding in de kerk niet zal gaan.’Van der Borght 2000, p. 475.
De episcopale aanzet in de figuur van een seniorpredikant uit 2006 kreeg dan ook geen voet aan de grond. Niettemin is met name bij de voorstellen voor de pastor pastorum uit 2012 expliciet gesproken over de wenselijkheid van een ‘persoonlijk ambt’.Zie noot 43. Toen in 2015 de classicale organisatie van de Protestantse Kerk in Nederland op de schop werd genomen, bleek er ruimte voor een episcopale figuur met een classicale verworteling en inbedding. De nota Kerk 2025 – Waar een Woord is, is een weg typeert in 2015 de classispredikant als ‘het persoonlijke gezicht van de regionale classis’,Waar een Woord is, p. 21. De classispredikant heeft hier nog de voorlopige benaming ‘voorzitter van de regionale classis’. en benadrukt daarmee opnieuw de persoonlijke dimensie van het ambt.
Bij de invoering van de classispredikant heeft de bezinning op het kerktype en op het ambt geen leidende rol vervuld. Zowel bij de episcopale aanzetten in de besproken synoderapporten tot 2012 als bij het project ‘Kerk 2025’ sinds 2015 lijken overwegingen van organisatorische aard in het proces dominant te zijn geweest.Vgl. Brouwer 2015, p. 325, waar hij concludeert dat de theologische visie van de Protestantse Kerk op het predikantschap vanuit een HRM-perspectief wordt gestructureerd en gerelativeerd. Niettemin krijgt de classispredikant vanaf de nota Kerk 2025. Een stap verder (2016) geleidelijk een meer theologische, kerkelijke inkleuring,Zie noot 53 en 65. en in de uiteindelijke kerkordelijke vormgeving een bisschoppelijk profiel. De classispredikant mag dan ook een protestantse bisschop worden genoemd.