Mw. mr. drs. H.M.B. Brouwer
Mr. dr. C.J. de Jong
Mr. K. Engel, drs. G. Heirman, drs. N. Portugaels en mr. dr. P. van Zwieten
Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse
M.H. Pluymen - JPR Advocaten, M.J.R. Maas - JPR Advocaten
D.M.A. Gerdes - Kifid, T.R.G. Leyh - Kifid
G.M. Veldt - UL, P.L.F. Ribbers - UL
A.L.H. Ernes - OU
S.M. Oude Alink - Van Traa Advocaten
F. Faes - Kifid, M. Nijland - Kifid
C.J. de Jong - UvA Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS)
S. Geense - Van Dam & Kruidenier Advocaten, S.H.L. Niessen - EUR, F.A.E. de Vries - EUR
K. Engel - JPR Advocaten/OU
H.J.E. Veerbeek - ING Finance
De (vervolg)stuiting van de verjaringstermijn ex art. 7:942 lid 2 BW
In dit arrest oordeelt de Hoge Raad kort gezegd dat art. 7:942 lid 2 (oud) BW aldus moet worden uitgelegd dat in geval van een tweede (of volgende) schriftelijke aanspraak van de tot uitkering gerechtigde, na een eerdere afwijzing door de verzekeraar, slechts dan een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen indien de verzekeraar opnieuw bij aangetekende brief ondubbelzinnig heeft medegedeeld de aanspraak af te wijzen, onder de eveneens ondubbelzinnige vermelding van het in lid 3 vermelde rechtsgevolg. Dat betekent – in geval van een afwijzing door een verzekeraar van de claim – dat bij stuiting van de zesmaandentermijn ex art. 7:942 lid 2 (oud) BW door de verzekerde niet van rechtswege een nieuwe termijn gaat lopen – vergelijk art. 3:319 BW – maar dat die termijn pas gaat lopen indien de claim bij aangetekende brief wederom is afgewezen met daarin de ondubbelzinnige vermelding dat de rechtsvordering binnen zes maanden verjaart. Door de auteur van deze bijdrage wordt verdedigd dat de Hoge Raad naar alle waarschijnlijkheid bij stuiting van de driejaarstermijn van het huidige art. 7:942 lid 2 BW hetzelfde standpunt zal innemen.
Om toegang te krijgen tot het gehele artikel heeft u een abonnement nodig. Meer informatie over de abonnementsvormen en prijzen kunt u hier vinden.
Abonneren op dit tijdschrift