Juristen worden opgeleid om te werken met geldend recht. Om dat geldende recht te kennen dienen zij ‘hun literatuur bij te houden’. Ziehier, in twee zinnen, de werkelijkheid én werkwijze van juristen gedurende een voorbije eeuw. Voorbij, omdat in de huidige tijd het geldende recht niet goed meer ‘gekend’ kan worden. Er bestaat een kenprobleem met betrekking tot het geldende recht van Europese origine. Het kenprobleem bestaat uit twee vragen. Ten eerste: ‘Wat is in dit concrete geval het geldende en toepasselijke recht?’ Ten tweede: als er (al) een vermoeden is dat ‘recht van buitenaf’ mogelijk van toepassing is, hoe moet dit dan gevonden worden?
Deze vragen, die vooraf, iedere dag, in iedere casus en op elk rechtsgebied gesteld moeten worden, gaan ‘met zevenmijlslaarzen’ door bestaande werkwijzen en indelingen in rechtsgebieden heen. Zij laten zich niets gelegen liggen aan territoriale of inhoudelijke grenzen of aan de heersende benadering van ‘het Europese recht’ als ‘verborgen privaatrecht’, als corpus alienum dat van buitenaf ‘doorwerkt’ in het nationale recht.
De boodschap in dit boek aan de juridische, privaatrechtelijke wereld in de Europese Unie is aldus: Wake up! Het Europese recht is onderdeel van het geldende recht en dient als zodanig – en dus niet als afzonderlijke toevoeging onder de vlag van ‘IPR, Europees recht of doorwerking’ – bestudeerd, gekend én toegepast te worden. Het gaat om geldend privaatrecht!
Ook beschikbaar via LI Library en XPOSI-shop.
Roel Westrik is als Universitair hoofddocent privaatrecht verbonden aan de Erasmus School of Law (ESL) van de Erasmus Universiteit Rotterdam en als Hoofd Wetenschappelijk Bureau werkzaam bij Holla Advocaten (Den Bosch, Eindhoven).
Voorwoord en verantwoording
1. Inleiding: een kenprobleem
2. Aard van het kenprobleem
3. Paradoxen aangaande het ‘geldende recht’
4. De dichotomie achterhaald
5. Verborgen geldend recht
5.1 Geldend recht: waar is het te vinden in nationale wetgeving en literatuur?
5.2 Geldend recht: waar is het te vinden in regelgeving van Europese origine?
5.3 Hebben EU-richtlijnen directe of indirecte werking?
5.4 Ligt er nog geldend primair recht van Europese origine ‘onder’ mijn casus?
5.5 Hoe moet een jurist de normen die het HvJ EU aanlegt, ‘zien aankomen’?
5.6 Wat gaat voor: de tekst van een richtlijn, of de ratio daarvan? Ruime of enge uitleg? Een van beide?
5.7 Wie heeft het laatste woord: het HvJ EU of de nationale rechter? Gaat het HvJ EU op de stoel van de nationale rechter zitten?
5.8 Bestaat er een ‘stappenplan’ om het geldende recht te vinden?
5.9 Mag een lidstaat strengere ‘eigen wetgeving’ hebben?
5.10 Is er een systeem in de rechtsbeoefening door het HvJ EU, of betreft het precedentenrecht?
5.11 Hoe te weten of er ‘staat wat er staat’ in de taal die een jurist leest?
5.12 Is voor de toepasselijkheid van ‘Europees recht’ een grensoverschrijdend aspect nodig?
5.13 Bestaan territoriale en/of juridisch-inhoudelijke grenzen nog voor de toepassing van geldend recht uit Europese bron?
5.14 Weten wij of juridische begrippen juist zijn?
5.15 Wanneer is het bestaande rechtssysteem kennelijk niet (meer) juist?
6 Kenprobleem: conclusie
7 Hoe nu verder?
Jurisprudentieregister