Strafrechter moet kwaliteit gerechtsvertolking toetsen
Zaak C-564/19 – Strafzaak tegen IS
Arrest van 23 november 2021 (Grote kamer), ECLI:EU:C:2021:949; conclusie van A-G P. Pikamäe van 15 april 2021; ECLI:EU:C:2021:292; prejudiciële verwijzing door de Pesti Központi Kerületi Bíróság bij beslissingen van 11 juli 2019 en 18 november 2019
Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in strafzaken – Richtlijn 2010/64/EU (kwaliteit van vertolking en vertaling in strafprocedures) – Richtlijn 2012/13/EU (Recht op informatie in strafprocedures) – Artikel 267 VWEU – Bevoegdheid hogere rechter om verzoek prejudiciële beslissing door lagere rechter onwettig te verklaren.
Verschijnt in SEW 2022-
Met dit arrest begeeft het Hof van Justitie zich op nagenoeg onontgonnen terrein in het EU-recht, namelijk dat van de rechterlijke kwaliteitscontrole op het werk van gerechtstolken in het kader van het recht op een eerlijk strafproces.
Het Hof verwijst naar rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens over het recht op bijstand door een tolk in een strafprocedure, maar lijkt nog een stap verder te gaan. Daar waar het Straatsburgse Hof de rol van de strafrechter veeleer reactief ziet (de rechter moet handelen wanneer er klachten rijzen over de kwaliteit van de vertolking), is er volgens het Hof van Justitie een proactieve rol weggelegd voor de strafrechter: die moet concreet en nauwkeurig beoordelen of de verstrekte vertolking kwalitatief voldoende was.
Hoe moet de strafrechter een en ander nagaan? Het Hof lijkt zowel een abstracte als een concrete toets voor te stellen.
Wat de abstracte toets betreft, wijst het Hof op het belang van het bestaan van een register van onafhankelijke en gekwalificeerde vertalers en tolken, hoewel dat geen verplichting is. Sowieso rust er een verplichting op de nationale autoriteiten om de strafrechter informatie te verstrekken over de selectieprocedure en de aanwijzing van onafhankelijke vertalers en tolken.
De abstracte toets lijkt echter niet te volstaan, en de strafrechter moet ook “concreet en nauwkeurig” nagaan of de verstrekte vertolking in casu kwalitatief voldoende was. Het Hof gaat niet dieper in op de wijze waarop de strafrechter te werk moet gaan, maar de feitelijke kwaliteitstoets lijkt enkel te kunnen plaatsvinden op basis van een gesprek met de beschuldigde in aanwezigheid van de tolk.
Daaruit volgt dus logischerwijze dat een verstekprocedure niet kan worden verdergezet wanneer de strafrechter vaststelt dat de betrokkene bij aanvang van de procedure wegens een ontoereikende vertolking niet in kennis is gesteld van de beschuldiging, in een taal die hij begrijpt, of wanneer de rechter eenvoudigweg niet kan vaststellen of de kwaliteit van de verstrekte vertolking voldoende was.
Het arrest is een duidelijke opsteker voor de gerechtstolken, die vaak in moeilijke omstandigheden moeten werken. De strikte opstelling van het Hof is terecht: een taalrecht zonder kwaliteitstoets van de geleverde vertolking of vertaling is een wassen neus.