Promoveren in de buitendienst: ervaringen en adviezen
Het begon met Wim Timmer die een stukje had geschreven over zijn ervaringen met het schrijven van een proefschrift. Hij bracht dit ter sprake op een onderzoeksbijeenkomst op de Academie, waarbij meerdere mensen aanwezig waren die allen in overheidsdienstwerken en daarnaast bezig waren met een proefschrift of reeds gepromoveerd waren. Dergelijke mensen worden in de universitaire wereldgewoonlijk omschreven als ‘buitenpromovendus’. Er ontspon zich een levendige discussie over promoveren in de vrije tijd en we bedachten dat het nuttig zou kunnen zijn als de ervaringen van Wim Timmer aangevuld zouden kunnen worden met andere ervaringen van mensen die naast hun baan een proefschrift hadden geschreven. Zo ontstond het idee voor dit boek.
De positie van de buitenpromovendus is een dubbelzinnige. Van buitenpromovendus naar buitenstaander is maar een kleine stap. Sommige faculteiten bezien de buitenpromovendus met argusogen en stellen cursussen verplicht teneinde het wetenschappelijk karakter te borgen. Soms moet de buitenpromovendus betalen voor zijn begeleiding. Bij andere faculteiten bestaat een wat vrijmoediger beleid en worden onderzoeksfaciliteiten beschikbaar gesteld. Niettemin mist menig buitenpromovendusaansluiting en regelmatig contact met promotoren en medepromovendi.
Tegelijkertijd is de buitenpromovendus iemand die wel degelijk een belangrijke bijdrage levert aan de wetenschap; niet in de laatste plaats door inzichten en praktijkervaring binnen te brengen die niet toegankelijk zijn voor de ‘binnenpromovendus’, een woord dat om veelzeggende redenen nooit wordt gebezigd. Niet onvermeld mag daarbij blijven dat deproefschriften van buitenpromovendi meetellen bij de verdeling van de financiële middelen over de faculteiten. Om deze laatste reden is de buitenpromovendus de laatste jaren voor menig faculteit een aantrekkelijke figuur geworden.
Het idee om een boekje open te doen over lief en leed in de buitendienst wekte belangstelling bij de uitgever en bij allen die we vroegen om een bijdrage te schrijven. Het was onze bedoeling om de verhalen zo minmogelijk in een bepaald format te persen en zo min mogelijk te sturen. Ieder heeft immers zijn eigen bijzondere kijk op de zaak en uniformering zou daaraan tekort doen.
Niettemin zijn er opvallende overeenkomsten in de afzonderlijke verhalen aan te wijzen. Het is aan de lezer om die op te sporen, maar één opvallend gedeeld kenmerk is toch wel de betrekkelijk korte tijd waar in het proefschrift werd geschreven. Statistisch bewijs ontbreekt, maar wekregen de indruk dat de buitenpromovendus nauwelijks langer over het proefschrift doet dan de promovendus die ervoor betaald wordt door de universiteit en dus de kans krijgt om – behoudens enkele onderwijsverplichtingen– de hele dag te lezen en te schrijven. Hoe is dat mogelijk?
Verschillende verklaringen dienen zich aan.
Ten eerste is de buitenpromovendus uiteraard een uniek menstype, wellicht behept met een buitengewone ijver, motivatie en werklust. Anders zouden ze er immers nooit aan zijn begonnen. Ten tweede is het mogelijk dat de ervaringen met de praktijk van alledag de context verschaffen waarbinnen de academische literatuur direct kleuring en betekenis krijgt. Sombere overwegingen met betrekking tot de zin van de onderneming lijken een minder grote plaats in te nemen. Het proefschrift blijkt juist een vrijplaats waar de buitenpromovendus zijn eigen ideeën kan ontwikkelen. Ten derde is het mogelijk dat de buitenpromovendus in het algemeen minder geplaagd wordt door mentale problemen. In verschillende onderzoekingen is aan het licht gekomen dat rond de 40% van de (binnen)promovendi daarmee kampt. De buitenpromovendus schijnt daar minderlast van te hebben. Daarbij kan een rol spelen dat de gemiddelde leeftijd van de buitenpromovendus hoger ligt waardoor deze niet geplaagd wordt door de onzekerheden en de ‘life events’ waar de gemiddelde twintiger zich mee geconfronteerd ziet.
Maar misschien is toch wel de allerbelangrijkste verklaring voor het verbazingwekkende tempo van de buitenpromovendus dat hij simpelweg weinig tijd heeft. Meerdere auteurs in dit boek melden dat ze elke dagwel even met hun proefschrift in de weer waren, ‘al was het maar 1 uur’. Iedereen meldt dat er minstens een dag van het weekend aan gewerkt werd. Ondanks alle problemen en tegenslagen bij het schrijven en niettegenstaande het soms gebrekkige contact met de universitaire wereld bleef het promoveren een neventaak, een liefhebberij. Alleen al het simpele feit dat niet alle welslagen en persoonlijke welbevinden afhangt van het proefschrift lijkt de taak lichter te maken en beter te organiseren.
Tenslotte kan het natuurlijk ook zo zijn dat buitenpromovendi gewoonbuitenaardse wezens zijn. Over het algemeen lijken de schrijvers van de bijdragen in dit boek zonnige naturen te zijn. Het zijn ook weloverwogen mensen die methodisch te werk gaan en zich gedegen en zorgvuldig voorbereiden op de verschillende taken (hoe schrijf ik Engels, waar publiceer ik, hoe maakt men een literatuuropgave, hoe neem ik interviews af).
Het is een behoorlijk zware last die de buitenpromovendi op zich genomen hebben, maar wat heeft het hen opgeleverd? Een flink aantal kon het proefschrift goed gebruiken om de loopbaan een andere wending te geven. Ze konden door de promotie bij een andere organisatie werken of een ander type werk doen. Voor iedereen opende het promotietrajectnieuwe deuren. Ze leerden nieuwe onderzoeksmethoden en vaardigheden, breidden hun netwerk uit, verwierven inzichten over de werking van de overheid in het algemeen en wetgeving in het bijzonder.
Met de kennis van nu en met wijsheid achteraf hadden de meestenbepaalde zaken wel anders en effectiever aangepakt. Hun tips komen voort uit de wens om anderen te behoeden voor fouten die ze zelf hebben gemaakt. Maar het maken en leren van fouten is juist ook onderdeel van het promotietraject. In België heet het proefschrift niet voor niets de meesterproef. Het is een proeve van bekwaamheid, maar het hoeft geenmeesterwerk te zijn. Juist de hang naar perfectie kan verlammend werken. Iedereen heeft bovendien recht op het maken van zijn eigen fouten. Al helpt het wel om van anderen te horen hoe ze om zijn gegaan met die moeilijkheden. Welke informatiebronnen, hulpmiddelen en deskundigen raadpleegden ze om bepaalde moeilijkheden te verhelpen?
Je hoeft niet in je eentje op je zolderkamer alle problemen zelf op te lossen. Er zijn onderzoekersnetwerken, internationale conferenties, universitaire vakgroepen, trainingen en andere plekken om in contact te komen met min of meer gelijkgestemden. Een promotie is een zoektocht waarde promovendus zelf het meeste van leert. De buitenpromovendus heeft daarbij ook de hoop dat die kan bijdragen aan het verbeterd functioneren van de overheid door middel van reflectie. Door met mensen te pratenover het onderzoek en presentaties te houden, kan de buitenpromovenduszijn onderzoekstijd verlevendigen en zijn werk voor anderen relevant maken.
En zo ligt er een boekje voor u dat de oorspronkelijke doelstelling overtreft. Waar wij meenden dat de ervaringen zouden kunnen strekken tot nuttige adviezen voor degenen die overwegen om naast hun werk een proefschrift te schrijven, blijken deze ervaringsverhalen ook buitengewoon nuttige kost te zijn voor allen die een proefschrift schrijven.
Meike Bokhorst en Pauline Westerman