Deze rede is uitgesproken door prof. mr. A. (Ton) van den Brink bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar Europese wetgevingsstudies in de Faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie aan de Universiteit Utrecht op dinsdag 17 mei 2022. Dit is een bewerkte en geüpdatete versie van de uitgesproken rede.
Europese wetgeving legt een heel traject af. Van beleidsvoornemens via een concreet wetsvoorstel van de Commissie, onderhandelingen met en tussen de Raad en het Europees Parlement vervolgt het zijn reis tot in de lidstaten. Daar pas krijgt EU-wetgeving effect en betekenis door nationale wetgevers, uitvoerders en – niet te vergeten – burgers en bedrijven.
Het perspectief van de rede is dat van de Europese wetgevingsvrijheid: welke ruimte is er voor de EU-wetgever, welke ruimte neemt hij in, bijvoorbeeld ten opzichte van de Europese Verdragen en het Hof van Justitie en hoeveel ruimte laat EU-wetgeving op haar beurt aan de lidstaten? De wetgevingsvrijheid brengt de nationale en de EU-wetgever dus ook samen en laat zien dat die niveaus onlosmakelijk verbonden zijn.
Maar de rede kan niet zomaar over de Europese wetgevingsvrijheid beginnen zonder eerst in te gaan op de vraag waarom wetgeving in het Europese recht überhaupt onze aandacht waard is.
Het centrale thema in het tweede deel is de Europese wetgevingsvrijheid. Dit concept verbindt de voorgaande aspecten ten aanzien van EU-wetgeving als generiek fenomeen met een specifieke conceptualisering van de EU-wetgever.
Er is een Engelse vertaling van de oratie in het boek opgenomen.
Deel I
De Europese wetgever in focus
1. Een echte wetgever?
2. De wetgever, of toch het Hof?
3. Wetgeving op haar retour?
4. EU-wetgeving als sector-overstijgend fenomeen?
Deel II
De Europese wetgevingsvrijheid
De Europese wetgevingsvrijheid: het nationale niveau
Tot slot