In deze bundel zijn zeven artikelen opgenomen die verschillende ondernemingsrechtelijke thema’s behandelen. Sommigen artikelen zijn Europees of internationaalrechtelijk georiënteerd, terwijl andere zijn gelegen in het hart van het nationale ondernemingsrecht. In een aantal artikelen wordt het ondernemingsrecht gecombineerd met het insolventierecht. Deze opstellen zijn zowel voor de wetenschapper als voor de praktijkjurist van groot belang.
ICGI-reeks
Young Corporate Lawyers 2015 is het derde deel van de ICGI-reeks.
De Universiteit Maastricht ontwikkelde in 2011 een nieuw initiatief - PREMIUM geheten - waarbij faculteiten de mogelijkheid kregen excellentie bevorderende programma's te bedenken en te operationaliseren voor hun beste masterstudenten.
Vanuit het Institute for Corporate Law, Governance and Innovation Policies (ICGI), dat verbonden is aan de juridische faculteit, is een aantal van die programma’s ontwikkeld, resulterend in de bundels Young Corporate
Lawyers 2013 en Young Corporate Lawyers 2014 , thans gevolgd door deze 2015-bundel. Actuele ondernemingsrechtelijke onderwerpen worden op aantrekkelijke wijze gepresenteerd door een selecte groep studenten, begeleid door wetenschappers en praktijkjuristen en door een kritische redactie geselecteerd. In deze bundel is tevens het resultaat van een didactisch experiment opgenomen, een artikel geschreven door de coördinator van de ICGI PREMIUM Masterclassreeks samen met een van de studenten. Dit heeft geleid tot een zeer lezenswaardige bundel met opstellen die zowel voor wetenschappers als praktizijns geschreven zijn.
Ook beschikbaar via LI Library en XPOSI-shop.
Voorwoord
1 De analoge toepassing van de 15 aprilarresten indien de bestuurder op basis van een overeenkomst van opdracht werkzaamheden verricht – J.M.Y. (Jacobine) van Beijeren
1.1 Inleiding
1.2 De bijzondere positie van de bestuurder van een vennootschap
1.2.1 Inleidende opmerkingen
1.2.2 Vennootschapsrechtelijke betrekking
1.2.3 Contractuele rechtsbetrekking
1.2.4 Welke contractuele rechtsbetrekking is tot stand gekomen?
1.2.5 De bestuurder van een beursgenoteerde N.V. is niet langer werknemer
1.3 Beëindiging van rechtswege van de arbeidsovereenkomst bij ontslag van een bestuurder
1.3.1 De 15 aprilarresten
1.3.2 Dwingt de wetshistorie tot het oordeel dat de relatie bestuurderwerknemer onsplitsbaar is?
1.3.3 Een derde uitzondering op de hoofdregel van de 15 aprilarresten?
1.4 Kunnen de 15 aprilarresten analoog worden toegepast op de overeenkomst van opdracht?
1.4.1 Analoge toepassing
1.4.1.1 Rechtbank Haarlem 16 februari 2012
1.4.1.2 Rechtbank Midden-Nederland 7 juli 2014
1.4.2 Geen analoge toepassing
1.4.3 Conclusie jurisprudentie
1.4.4 Visie auteurs
1.5 Conclusie
2 De aansprakelijkheidsnorm van een bestuurder met een arbeidsovereenkomst: is het ‘ernstige verwijtbaarheid’ of ‘opzet of bewuste roekeloosheid’? – K.J.M. (Kirsy) Corten
2.1 Inleiding
2.2 De bestuurder van een vennootschap
2.2.1 De taak en de rol van een bestuurder
2.2.2 De dubbele rechtsbetrekking
2.2.3 De bestuurder met een arbeidsovereenkomst
2.3 Bestuurdersaansprakelijkheid
2.3.1 Bestuurdersaansprakelijkheid op grond van art. 2:9 BW
2.3.2 Bestuurdersaansprakelijkheid op grond van art. 7:661 BW
2.4 Een vergelijking tussen de twee maatstaven
2.5 De inkleuring van de aansprakelijkheid van een bestuurder met een arbeidsovereenkomst
2.5.1 De maatstaf van art. 2:9 BW prevaleert
2.5.2 De maatstaf van art. 7:661 BW prevaleert
2.5.3 De te hanteren maatstaf is afhankelijk van de omstandigheden van het geval
2.6 Conclusie
3 De termijnstelling van art. 58 Fw: een spanningsveld tussen de curator en de separatist – S.G.H. (Stefan) Nieuwendijk
3.1 Inleiding
3.2 De ratio van art. 58 lid 1 Fw
3.3 Een redelijke termijn
3.3.1 Een redelijke termijn volgens de wetgever
3.3.2 Een redelijke termijn volgens de literatuur
3.3.3 Een redelijke termijn volgens de Hoge Raad
3.4 De onredelijke termijn
3.5 Misbruik van bevoegdheid
3.6 Conclusie
4 Handhaving van een concurrentiebeding in faillissement – J.E. (Jeffrey) van Nuland
4.1 Inleiding
4.2 Enkele opmerkingen ten aanzien van art. 7:653 BW
4.3.1 Het concurrentiebeding in drie situaties
4.3.2 De curator louter als werkgever
4.3.3 Een doorstart in zicht
4.4 Conclusie
5 Gunning q.q./JPR: een kentering in de door de Hoge Raad geformuleerde Vis q.q./NMB-regel – J.E. (Jeffrey) van Nuland en mr. S. (Samantha) Renssen
5.1 Inleiding
5.2 Vis q.q./NMB
5.3 Gunning q.q./JPR
5.3.1 De kantonrechter Zwolle-Lelystad
5.3.2 Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
5.3.3 De Hoge Raad
5.4 De koerswijziging door de Hoge Raad
5.5 Conclusie
6 Grensoverschrijdende juridische splitsing: toegevoegde waarde, basis voor toelaatbaarheid en recht van toepassing – M.R.H. (Eline) Vancraybex
6.1 Inleiding
6.2 Toegevoegde waarde
6.2.1 Verschillende modaliteiten van de grensoverschrijdende splitsing
6.2.2 Andere herstructureringsvormen
6.3 Wettelijke grondslag voor de grensoverschrijdende juridische splitsing
6.3.1 De Zesde Richtlijn
6.3.2 De Tiende Richtlijn
6.3.3 Vrijheid van vestiging
6.3.4 Nederlandse regelgeving
6.4 Het op de grensoverschrijdende splitsing toepasselijke recht
6.5 Conclusie
7 De bank zorgt toch voor mij? Over de verantwoordelijkheid van de ‘materieel ondeskundige professionele belegger’ bij het afsluiten van complexe financiële producten – J. (Juriaan) de Vries
7.1 Inleiding
7.2 Publiekrechtelijke zorgplicht
7.3 Privaatrechtelijke zorgplicht
7.4 Het stelsel van dubbele zorgplicht
7.5 Risicobeheersing als taak van bestuur
7.6 Conclusie